nummer: 02/2494/GA
betreft: [klager] datum: 12 maart 2003
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 42, tweede lid, van de Tijdelijke wet noodcapaciteit drugskoeriers heeft kennis genomen van een op 25 november 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend doormr. D.W.H.M. Wolters, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak d.d. 18 november 2002 van de beklagcommissie bij het detentiecentrum Zeist,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 10 januari 2003, gehouden in het detentiecentrum Zeist, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. D.W.H.M. Wolters, en de heer [...], unit-directeur bij voormeld detentiecentrum.
Bij tussenuitspraak van 13 januari 2003, nr. 02/2494/GA, heeft de beroepscommissie de beslissing op het beroep aangehouden, teneinde de directeur in de gelegenheid te stellen één of meerdere personen die direct betrokken waren bijklagers overbrenging naar de isoleercel door de voorzitter van de beroepscommissie te doen horen.
Op 10 februari 2003 zijn de heren [...] en [...], medewerkers van de Landelijke Bijzondere Bijstandsverlening (LBB) van de Dienst Justitiële Inrichtingen,
– afzonderlijk van elkaar – gehoord door de voorzitter van de beroepscommissie. Klagers raadsman, die was uitgenodigd om bij het horen aanwezig te zijn, is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Klager, klagers raadsman ende directeur zijn op 11 februari 2003 in de gelegenheid gesteld om te reageren op het van het horen opgemaakte verslag. Klagers raadsman heeft, namens klager, bij brief van 12 februari 2003 van deze gelegenheid gebruik gemaakt. Dedirecteur heeft niet gereageerd op het aan hem toegezonden verslag van horen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag, voorzover in beroep aan de orde, betreft het toegepaste geweld bij klagers overbrenging naar de isoleercel.
De beklagcommissie heeft het beklag ten aanzien van dit onderdeel ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Tijdens de overbrenging naar de isoleercel heb ik mij niet verzet. In de isoleercel lag ik geboeid op de grond, met mijn gezicht naar beneden. Omdat mijn genitaliën „niet goed zaten“, probeerde ik deze met mijn geboeide handenenigszins te verplaatsen. Op het moment dat één hand zich half onder mijn lichaam bevond, werd met grote kracht een knie in het onderste gedeelte van mijn rug geplaatst. Het resultaat was een gebroken middenhandsbeentje en last aanmijn nieren. Met mijn hand gaat het nu goed. Ik heb nog wel last van een tintelend gevoel in mijn benen. Volgens de medische dienst moet dit vanzelf overgaan.
Klagers raadsman verwijst allereerst naar hetgeen hij reeds bij de beklagcommissie naar voren heeft gebracht. Hij verwijst voorts naar een brief van de locatie-directeur van 8 augustus 2002, waarin is vermeld dat klager zijnmiddenhandsbeentje heeft gebroken in het kader van zijn overbrenging naar de isoleercel. Voorzover er onduidelijkheid is over wat zich precies heeft afgespeeld, merkt de raadsman nog op dat klager zich alles nog precies herinnert enook een gedetailleerde verklaring heeft afgelegd. Klagers verklaring sluit aan bij de informatie zoals die uit de stukken naar voren komt.
De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Van de directie is niemand aanwezig geweest bij klagers overbrenging naar de isoleercel. Hoe het letsel aan klagers hand nu precies is ontstaan, kan ik dan ook niet zeggen. In zijn brief van 8 augustus 2002 aan de Amerikaanseambassade heeft de locatie-directeur zich gebaseerd op klagers verhaal.
Achteraf heb ik nog contact gehad met de LBB. Aangegeven werd dat de LBB over voorinformatie beschikte dat klager aan vechtsporten doet. Waar de situatie al gespannen was, wilde de LBB geen enkel risico nemen. De gehele operatie isvolgens de LBB gladjes verlopen. De LBB was verbaasd te horen dat klager letsel had opgelopen. De LBB bleef erbij dat niet meer geweld was toegepast dan strikt noodzakelijk. Indien een gedetineerde met een knie in bedwang moetworden gehouden, leent dat zich naar mijn mening voor rapportage. Op mijn vraag of bij klager, terwijl hij op de grond lag, een knie in zijn rug is geplaatst, antwoordde de medewerker van de LBB dat hij zich dat niet kon herinneren.
Op 10 februari 2003 zijn de heren [...] en [...], medewerkers van de LBB, afzonderlijk van elkaar gehoord.
De heer [medewerker LBB A] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard.
Ik was op 4 augustus 2002 betrokken bij klagers overbrenging naar een isoleercel. We waren met z’n vieren. Klagers verzet tijdens de overbrenging naar de isoleercel bestond erin dat hij weigerde te doen wat hem werd gevraagd. Hijwas passief, wilde niet meelopen en als hij al bewoog, deed hij dat de verkeerde kant op. Terwijl mijn collega [medewerker LBB B] en ik in de afzonderingscel waren, stonden de twee andere collega’s op de achtergrond. In deafzonderingscel legden we klager op z’n buik en deden hem zijn boeien af. Klager was daarbij niet lastig. Het ontboeien ging vlot, soepel en rustig. Kortom: probleemloos. We hadden alles onder controle. Klagers versie van hetgebeurde verbaast mij dan ook ten zeerste. Zijn verhaal over het verplaatsen van zijn geslachtsdelen en het daarop plaatsen van een knie in klagers rug, is onjuist. De hele procedure van het ontboeien ging juist probleemloos. Het ismij niet bekend dat klager met een knie en/of onderbeen tegen de grond is gedrukt.
Indien geweld wordt toegepast – en dan bedoel ik niet het aanleggen van handboeien, want dat is ook een vorm van geweld toepassen, maar dan bedoel ik bijvoorbeeld het uitdelen van een tik – dan wordt daar verslag van opgemaakt. Wanneer alleen een voet of knie in iemands rug wordt geplaatst, hangt het af van de wijze waarop dat is geschied of verslag wordt opgemaakt. In klagers geval speelde dit echter allemaal niet.
Tijdens de overbrenging naar de isoleercel en in de isoleercel klaagde klager overigens niet over pijn aan zijn hand. Ik heb achteraf nog zitten filosoferen hoe klagers middenhandsbeentje gebroken kon zijn. Ik kwam daarbij nietverder dan het gegeven dat klager een achtergrond heeft van straatvechter. Dat zijn goed getrainde mensen. Dat trainen bestaat mede uit het slaan met de blote hand op een muur. Op die manier kan zijn verwonding zijn veroorzaakt,maar zeker weten doe ik dat natuurlijk niet. Aan mijn verklaring van 14 augustus 2002, neergelegd in een rapport van de Dienst Vervoer en Ondersteuning van 15 augustus 2002, heb verder niets toe te voegen.
De heer [medewerker LBB B] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard.
Ik kan mij nog herinneren dat klager lastig was vanwege zijn verzet tijdens het transport. Van meet af aan werkte hij niet mee. Hij gaf geen gehoor aan commando’s. Op de bewuste dag was klagers cel helemaal verbouwd. Ik loop al eentijdje mee, maar dit had ik nog niet vaak gezien. Ik lees daar in de diverse rapportages niets over terug. Klager werd lopend naar de isoleercel gebracht. Klager ging daarbij alle kanten op, behalve de richting die wij, de vierLBB-ers die bij klagers overbrenging betrokken waren, wilden. Tevoren hadden wij gehoord dat klager free-fighter was. Daarom hebben we hem, voor onze eigen veiligheid, zoveel mogelijk in voorovergebogen houding naar de isoleercelvervoerd. In de afzonderingscel bevond ik mij samen met klager en collega [medewerker LBB A]. De standaardprocedure werd doorlopen. Klager moest eerst op z’n knieën, vervolgens werd hij op z’n schouders opgevangen en daarna op z’nbuik op de grond gelegd. Klager had veel praatjes en bleef maar bewegen. Hij moest worden vastgehouden om hem onder controle te houden. Dat zijn routinehandelingen. Ik zet iemand dan gewoon vast door hem met mijn onderbeen tegen degrond gedrukt te houden. Wanneer ik mijn onderbeen gebruik, kan het voorkomen dat ik tevens mijn knie gebruik. Er hoeft daarbij niet veel kracht te worden gebruikt. Het is al weer enige tijd geleden, maar ik ben er, juist omdat heteen routinehandeling is die ik altijd op dezelfde manier verricht, voor 90% zeker van dat het in klagers geval ook zo is gegaan. Zou ik echt geweld hebben toegepast, dan ben ik mans genoeg om daar voor uit te komen.
Het fixeren is een lichte vorm van geweldstoepassing. Daar wordt in beginsel geen verslag van opgemaakt. In dit geval is volstaan met een kort standaardrapportje.
Tijdens de overbrenging naar de isoleercel en in de isoleercel heeft klager geen blijk gegeven van pijn aan zijn hand.
Tenslotte wil ik mijn verbazing uitspreken over de brief van 8 augustus 2002 van de heer [...], locatie-directeur van het detentiecentrum Zeist. Hoe kan deze man nu verklaren dat klager zijn middenhandsbeentje heeft gebroken tijdensde overbrenging naar de isoleercel. Hij is er niet bij geweest. Ik begrijp daar niets van.
Klagers raadsman heeft bij brief van 12 februari 2003 gereageerd op het van het horen opgemaakte verslag. Hem is opgevallen dat de verklaringen van de twee LBB-ers niet eenduidig zijn. De ene LBB-er is het niet bekend dat klager meteen knie en/of onderbeen tegen de grond is gedrukt, terwijl de andere verklaart dat klager onder controle moest worden gehouden. Bij het gebruikmaken van knie of onderbeen behoeft in de regel niet veel kracht te worden gebruikt.LBB-er [medewerker LBB B] is er voor 90% zeker van dat het in klagers geval ook zo is gegaan. Anders gezegd: hij sluit niet uit dat hij bij het gebruik van zijn knie en/of onderbeen veel kracht heeft gebruikt. Het feit dat klager,volgens de verklaringen, niet heeft geklaagd over pijn tijdens de overbrenging naar de isoleercel, duidt erop dat er toen nog geen sprake was van letsel. Nadat een LBB-er van zijn knie gebruik had gemaakt, had klager wel pijn aanzijn hand. Daarom maakte hij daarvan ook direct melding na zijn overbrenging naar de isoleercel en om die reden heeft locatie-directeur [...] dat ook in zijn brief opgetekend. De mededeling dat het LBB-er [medewerker LBB A] bekendis dat straatvechters trainen door onder meer met de blote hand op een muur te staan, verwijst klagers raadsman naar het rijk der fabelen. Klager traint in ieder geval niet op deze manier. Hij heeft ook niet op een muur geslagen.
3. De beoordeling
Ingevolge artikel 20 van de Tijdelijke wet noodcapaciteit drugskoeriers is de directeur bevoegd onder bepaalde omstandigheden jegens een gedetineerde geweld toe te passen. Geweld kan onder meer worden toegepast met het oog op deuitvoering van een door de directeur genomen beslissing. Ingevolge het vierde lid van het zojuist genoemde artikel is de Geweldsinstructie penitentiaire inrichtingen van overeenkomstige toepassing verklaard. Geweld wordt daarin – inartikel 1 onder d – omschreven als elke dwangmatige kracht van meer dan geringe betekenis uitgeoefend op personen of zaken.
Volgens de verklaringen van beide LBB-ers was klager weinig coöperatief tijdens zijn overbrenging naar de isoleercel. Hij stelde zich passief op en/of bewoog in een ongewenste richting. Klager is niettemin, in voorovergebogenhouding, richting isoleercel vervoerd. De verklaringen lopen uiteen over wat zich in de isoleercel heeft afgespeeld. Eén van de bij de overbrenging van klager naar de isoleercel betrokken LBB-ers heeft verklaard dat hem niet bekendis dat klager met een knie en/of onderbeen tegen de grond is gedrukt en dat klagers versie van het gebeurde hem ten zeerste heeft verbaasd. De andere LBB-er heeft verklaard dat hij klager in de isoleercel tegen de grond moesthouden, dat hij in zo’n situatie, zoals gebruikelijk, zijn onderbeen heeft gebruikt, waarbij het kan voorkomen dat hij tevens zijn knie heeft gebruikt, dat deze routinehandeling in de regel met weinig kracht gepaard gaat en dat hijer voor 90% zeker van is dat dit in klagers geval ook zo is gegaan.
Gelet op voormelde verklaringen komt de beroepscommissie tot het oordeel dat jegens klager geweld als bedoeld in de Geweldsinstructie penitentiaire inrichtingen is toegepast.
Aannemelijk is dat tengevolge van het toegepaste geweld bij de plaatsing in de isoleercel letsel is ontstaan. De verklaring van klager staat in dit opzicht niet op zich zelf. De zorgmanager van de medische dienst heeft immers tekennen gegeven dat na realisering van klagers plaatsing in de isoleercel een verpleegkundige is gewaarschuwd en dat deze een zwelling op klagers rechterhand heeft geconstateerd. Ook de locatie-directeur heeft in zijn brief aan deAmerikaanse ambassade aangegeven dat het letsel bij gelegenheid van klagers plaatsing in de isoleercel is ontstaan. Gelet op de ernst en de aard van het letsel (gebroken middenhandsbeentje en nierklachten) en de wijze waarop klagerzich heeft verzet (in hoofdzaak weigeren van medewerking) is aannemelijk dat de grenzen van een proportionele aanwending van geweld zijn overschreden.
Klagers beroep zal dan ook gegrond worden verklaard. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. Deze zal worden vastgesteld op € 150,=.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre en verklaart het beklag in zoverre alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 150,=.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 12 maart 2003.
secretaris voorzitter