Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/2556/TA, 24 maart 2003, beroep
Uitspraakdatum:24-03-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/2556/TA

betreft: [...] datum: 24 maart 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 3 december 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 4 oktober 2002 van de beklagcommissie bij het Forensisch Psychiatrisch Instituut De Rooyse Wissel te Venray, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 februari 2003, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam te Amsterdam, is gehoord klager. Hiervan is het aangehechte verslag opgemaakt.

Het hoofd van de inrichting heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het niet naleven van de procedure urinecontrole.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Klager heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het is een principiële zaak geworden. Klager is geen gebruiker, zodat hij bij urinecontroles geen positieve uitslagen heeft te vrezen. Hij klaagt niet over de urinecontrole zelf, maar over het niet naleven van de regels daaromtrent.Het is hem een keer overkomen dat het personeel de twee buisjes niet in zijn aanwezigheid, maar in het kantoor wilde vullen vanuit een potje zonder naamsticker. Ook vernam hij niet altijd binnen zeven dagen de uitslag. Hoewel klagerfeitelijk nog geen nadelige gevolgen van een dergelijke handelwijze heeft ondervonden, kan dat spoedig anders zijn. Tussen 15 augustus 2002 en 10 januari 2003 heeft de inrichting hem niet verplicht mee te werken aan eenurinecontrole. Sedert laatstgenoemde datum tot aan de zitting van vandaag is hem 33 maal een urinecontrole aangezegd, aan geen waarvan hij heeft meegewerkt. Het spijt hem zeer dat het hoofd van de inrichting ook thans verstek laatgaan. De inrichting heeft gepoogd hem het beroep te laten intrekken. Hij beoogt echter met zijn beroep duidelijkheid te verkrijgen over de positie van de verpleegde en van de inrichting ingeval van urinecontroles.

Het hoofd van de inrichting heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet nader toegelicht.

3. De beoordeling
Uit de stukken en het ter zitting verhandelde is gebleken dat klager geen beklag heeft gedaan over de verplichting mee te werken aan een urinecontrole, doch over de wijze waarop urinecontroles worden uitgevoerd door deinrichtingsmedewerkers, waarbij deze niet handelen conform de Regeling urineonderzoek verpleegden nr. 809264/99/DJI d.d. 20 januari 2000 en het in de huisregels neergelegde inrichtingsbeleid inzake urinecontroles.
Naar het oordeel van de beroepscommissie had klager niet-ontvankelijk in zijn beklag moeten worden verklaard. Daarbij neemt zij in aanmerking klagers verklaring dat hij bij gebreke van gebruik van gedragsbeïnvloedende middelen nooiteen positieve uitslag van een urinecontrole heeft gehad of verwacht te krijgen, alsmede dat hij niet concreet in zijn belangen is geschaad door het al dan niet vermeende niet naleven van de regels terzake van de uitvoering van deurinecontrole. Naar het oordeel van de beroepscommissie loopt klager vooruit op een zich nog niet voorgedaan hebbende situatie waarbij hij verwacht rechtstreeks in zijn belangen te kunnen worden getroffen als gevolg van voornoemdhandelen van de bij de urinecontrole betrokken medewerkers.
Met klager is de beroepscommissie van oordeel dat in alle gevallen, gelet op de verstrekkende gevolgen van onjuiste uitslagen van een urineonderzoek, een zorgvuldige uitvoering van de voorgeschreven procedure urineonderzoek vangroot belang moet worden geacht.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.M. van der Vaart, voorzitter, dr. F.A.A.M. Koenraadt en dr. E. Rood-Pijpers, leden, in tegenwoordigheid van mr. E. van der Waal-van der Linden, secretaris, op 24maart 2003

secretaris voorzitter

nummer: 02/2556/TA

betreft : [...], verder klager te noemen.

Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden van 11 februari 2003, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam teAmsterdam.

Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: mr. J.M. van der Vaart
leden: dr. F.A.A.M. Koenraadt en dr. E. Rood-Pijpers.
De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. E. van der Waal-van der Linden.

Gehoord is klager.

Klager heeft - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Het is een principiële zaak geworden. Hij is geen gebruiker, zodat hij altijd negatieve uitslagen bij urinecontroles heeft. Hij klaagt niet over de urinecontrole zelf, maar over het niet naleven van de regels daaromtrent. Het is hemeen keer overkomen dat het personeel de twee buisjes niet in zijn aanwezigheid, maar in het kantoor wilde vullen vanuit een potje zonder naamsticker. Ook vernam hij niet altijd binnen zeven dagen de uitslag. Hoewel klager feitelijknog geen nadelige gevolgen heeft ondervonden van een dergelijke handelwijze, kan dat spoedig anders zijn. Tussen 15 augustus 2002 en 10 januari 2003 heeft de inrichting hem niet verplicht mee te werken aan een urinecontrole. Sedertlaatstgenoemde datum tot aan de zitting van vandaag is hem 33 maal een urinecontrole aangezegd, aan geen waarvan hij heeft meegewerkt, met alle gevolgen van dien, zoals afdelingsarrest, het niet naar de kliniekwinkel mogen en hetniet mogen uitvoeren van hobby-activiteiten. De inrichting hanteert met ingang van 1 februari 2003 een nieuw protocol urineonderzoek. Vanaf oktober 2002 wacht klager vergeefs op antwoorden op zijn vragen over het concept-protocol.Het spijt hem zeer dat het hoofd van de inrichting ook thans verstek laat gaan.
Het is hem niet bekend of medeverpleegden ten onrechte positieve uitslagen bij een urinecontrole hebben gehad. Tijdens zijn elf maanden durend verblijf in de inrichting heeft hij eenmaal eerder een klaagschrift ingediend. Door devele gesprekken over de onderhavige zaak gedurende het laatste half jaar verwacht hij niets meer van bemiddeling. De inrichting heeft gepoogd hem het beroep te laten intrekken. Klager beoogt echter met zijn beroep duidelijkheid teverkrijgen over de positie van de verpleegde en van de inrichting ingeval van urinecontroles.

secretaris voorzitter

Naar boven