Nummer: 17/47/GB
Betreft: [Klager] datum: 4 juli 2017
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 5 januari 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Klagers raadsman, mr. M. de Reus, is op 21 april 2017 door een lid van de Raad gehoord. Van dit horen is een verslag opgemaakt dat aan klager en zijn raadsman, alsmede aan de selectiefunctionaris is verzonden.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager tegen de beslissing hem vanuit de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad in de gevangenis van de p.i. Krimpen aan den IJssel te plaatsen,
ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 1 juni 2016 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de locatie Hoogvliet te Rotterdam. Op 24 oktober 2016 is hij in de b.b.i. van de p.i. Lelystad geplaatst. Op 16 december 2016 is klager in de gevangenis van de p.i. Krimpen aan
den IJssel geplaatst, waar een regime van beperkte gemeenschap geldt.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager is vanuit de b.b.i. van de p.i. Lelystad teruggeplaatst in de gevangenis, omdat hij vanwege zijn gedrag niet te handhaven zou zijn geweest. Uit het selectieadvies van de directeur van de p.i. Lelystad blijkt echter dat klager gedurende zijn
verblijf in de b.b.i. van de p.i. Lelystad niet disciplinair is bestraft. Ook zijn hem geen ordemaatregelen opgelegd, hoewel zijn gedrag, gelet op het bepaalde in artikel 50, eerste lid, van de Pbw, wel zou kunnen worden gevat onder de gedragingen
waarvoor ordemaatregelen kunnen worden opgelegd. Klager betwist het gedrag zoals beschreven in het selectieadvies te hebben vertoond. De informatie waarop dit is gebaseerd, is afkomstig van medegedetineerden, zodat hiermee terughoudend dient te worden
omgegaan. Daarenboven is niet gebleken dat klager dergelijk gedrag voor of na zijn verblijf in de b.b.i. van de p.i. Lelystad heeft vertoond. De namens klager toegestuurde afschriften van door hem in de p.i. Krimpen aan den IJssel behaalde certificaten
geven blijk van zijn goede gedrag. In het selectieadvies is voorts geadviseerd klager, na terugplaatsing in de gevangenis, in het plusprogramma te houden. Klager heeft een voorkeur voor plaatsing in de b.b.i. van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard
kenbaar gemaakt en verzoekt om een spoedige beslissing op zijn beroep.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De directeur van de b.b.i. van de p.i. Lelystad heeft geadviseerd klager in een gevangenis met een regime van beperkte gemeenschap te plaatsen, omdat hij klagers veiligheid niet langer kon garanderen. In het selectieadvies van de directeur van de
b.b.i.
van de p.i. Lelystad is beschreven dat klager medegedetineerden en het inrichtingspersoneel tot wanhoop drijft. Naar aanleiding van klagers gedrag zijn zes meldingen gemaakt en twee rapporten aangezegd. Een overplaatsing naar een andere afdeling binnen
de b.b.i. heeft niet het gewenste effect gehad. In de nacht verblijft klager voor zijn eigen veiligheid in een eenpersoonscel. De psycholoog heeft klager niet groepsgeschikt geacht. Hoewel talloze gesprekken met klager zijn gevoerd, heeft dit niet tot
een verandering in zijn gedrag geleid. Voor zover namens klager is aangevoerd dat hij niet disciplinair is bestraft en dat hem geen ordemaatregelen zijn opgelegd, doet dit aan klagers gedrag niet af. De directeur heeft ingevolge artikel 51 van de Pbw
een discretionaire bevoegdheid met betrekking tot het opleggen van disciplinaire straffen aan gedetineerden. In dit geval heeft de directeur ervoor gekozen gesprekken met klager te laten voeren.
4. De beoordeling
Uit het dossier valt af te leiden dat van een patroon van negatieve gedragingen sprake is. Uit het selectieadvies van de directeur van de b.b.i. van de p.i. Lelystad komt naar voren dat klager binnen de b.b.i. naar een andere afdeling is overgeplaatst
teneinde een gedragsverandering teweeg te brengen. Het gewenste effect van de interne overplaatsing, evenals van het voeren van verscheidene gesprekken met klager, is blijkens het selectieadvies uitgebleven. Voorts heeft de psycholoog gesteld dat
klager
vanwege zijn gedrag groepsongeschikt is. De directeur van de b.b.i. van de p.i. Lelystad heeft te kennen gegeven klagers veiligheid niet langer te kunnen garanderen en heeft derhalve verzocht klager in een gevangenis met een regime van beperkte
gemeenschap te plaatsen. Gelet hierop kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal
derhalve ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 4 juli 2017.
secretaris voorzitter