Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/1806/GM, 5 maart 2003, beroep
Uitspraakdatum:05-03-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/1806/GM

betreft: [klager] datum: 5 maart 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennis genomen van een op 27 augustus 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D. de Jong namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de Penitentiaire Inrichtingen Haaglanden, locatie Zoetermeer te Zoetermeer,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag d.d.15 augustus 2002 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur d.d. 23 juli 2002, betreft de het afbouwen van de verstrekking van methadon.

2. De beoordeling
Ingevolge artikel 30, tweede lid, Pm moet het beroepschrift uiterlijk op de zevende dag na die van de ontvangst van het afschrift van de mededeling van de bevindingen van de medisch adviseur worden ingediend.
De beroepscommissie stelt op grond van de stukken het volgende vast.
In zijn brief van 23 juli 2002 heeft klager de medisch adviseur verzocht om te bemiddelen terzake van zijn voormelde klacht. De medisch adviseur heeft zijn bemiddelingspoging afgerond met een verslag van zijn bevindingen d.d. 15augustus 2002. Klager stelt dat hij dit verslag heeft ontvangen op 19 augustus 2002.
Bij brief van 27 augustus 2002 is beroep ingesteld tegen het handelen van de inrichtingsarts. Vervolgens is klager in de gelegenheid gesteld om een toelichting te geven op de overschrijding van de beroepstermijn. Namens klager is inde reactie aangegeven dat er sprake was van onbegrip van klager over het bemiddelingsverslag en dat de communicatie tussen klager en zijn advocaat was bemoeilijkt.
De beroepscommissie overweegt dat de medisch adviseur in zijn mededeling klager heeft gewezen op de mogelijkheid beroep in te stellen en daartoe de instantie en de juiste termijn heeft aangegeven. Nu klager niet binnen zeven dagenna ontvangst van het verslag van de bemiddeling terzake van de klacht beroep heeft ingesteld komt de beroepscommissie, gelet op het vooroverwogene, tot het oordeel dat zij klager in het onderhavige beroep niet kan ontvangen.

3. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, F.M.M. van Exter en H.P.J. Vos, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.F. Swart-Babbé, secretaris, op 5 maart 2003.

secretaris voorzitter

Naar boven