Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3828/GA, 13 juli 2017, beroep
Uitspraakdatum:13-07-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/3828/GA

betreft: [klager] datum: 13 juli 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K.A. Krikke, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 7 november 2016 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 23 maart 2017, gehouden in de p.i. Lelystad, is gehoord mevrouw [...], juridisch medewerker bij de p.i. Ter Apel, vergezeld van mevrouw [...], stagiaire bij die inrichting.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen. Ook de raadsman van klager heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid ter zitting te worden gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft
a. een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in eigen cel of verblijfsruimte zonder televisie, wegens het op cel aantreffen van een scheermesje en medicatie (2016-000462);
b. de omstandigheid dat klager € 3,00 moest betalen voor zijn televisieaansluiting, terwijl hij zijn televisie als gevolg van de hem opgelegde disciplinaire straf drie dagen niet heeft kunnen gebruiken (2016-000464).

De beklagrechter heeft beide klachten ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt - schriftelijk - toegelicht.
Ten aanzien van
a.
Het scheermesje was al op cel toen klager de cel betrok. Klager koopt dat soort mesjes niet, hetgeen kan worden gecontroleerd aan de hand van zijn boodschappenlijst. Klager wist voorts niet dat het verboden was medicatie van een medegedetineerde aan te
nemen. Niemand heeft hem dit uitgelegd. Hij heeft de huisregels niet in het Spaans gekregen en in het Nederlands begrijpt hij de huisregels niet. Het ging om medicatie tegen brandend maagzuur. Klager zou deze medicatie toch van de medische dienst
krijgen, maar de pillen waren nog niet beschikbaar. Klager had hevige pijn en kreeg de pillen ter overbrugging van een medegedetineerde. Hij wist niet dat dit niet mocht en had dit ook niet hoeven vermoeden aangezien hij de medicijnen toch zou krijgen.
De disciplinaire straf is ten onterechte opgelegd.
b.
Klager is het niet eens met het feit dat hij voor zijn televisieaansluiting moest betalen terwijl hij drie dagen zonder televisie zat.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ten aanzien van
a.
De cel wordt bij de intake standaard in aanwezigheid van de gedetineerde gecontroleerd op ontoelaatbare spullen. Als, nadat de cel door de gedetineerde is betrokken, verboden spullen worden aangetroffen, valt dat onder de verantwoordelijkheid van de
gedetineerde en kan een sanctie volgen. In casu werden tijdens een celinspectie een los scheermesje en medicatie aangetroffen in klagers cel, hetgeen verboden is. De scheermesjes waarover gedetineerden kunnen beschikken zijn wegwerpscheermesjes die
niet
uit elkaar gehaald behoren te worden. Het mesje zit vast in de houder. Het is gedetineerden toegestaan vier van die scheermesjes op cel te hebben, maar het is hen onder geen beding toegestaan de scheermesjes te saboteren en uit elkaar te halen. Een
scheermesje moet na gebruik in zijn geheel worden ingeleverd bij het inrichtingspersoneel. Klager is dan ook verantwoordelijk voor het aantreffen van losse scheermesjes in zijn cel. Dit geldt ook voor de aangetroffen medicatie. Klager kan de medicatie
in principe niet van een medegedetineerde hebben gekregen omdat voor iedere gedetineerde geldt dat medicatie direct na verstrekking en ter plekke dient te worden ingenomen. Voor het geval dat klager de medicatie toch van een medegedetineerde heeft
gekregen, geldt dat hiertoe geen noodzaak bestond. De samenwerking met de apotheek is goed en medicatie die ’s ochtends wordt besteld kan doorgaans ’s middags worden geleverd.
b.
Een gedetineerde betaalt standaard € 3,00 week voor de televisieaansluiting. Dit loopt logischerwijs door als de televisie na oplegging van een disciplinaire straf tijdelijk uit de cel wordt verwijderd, welke verwijdering past binnen het strafkarakter
van de disciplinaire straf. Verwezen is naar RSJ 2 mei 2013, 13/0386/GA.

3. De beoordeling
Ten aanzien van
a.
Zoals blijkt uit het bepaalde in artikel 51, eerste lid, van de Pbw in verbinding met artikel 50, eerste lid, van de Pbw kan de directeur wegens het begaan van feiten die onverenigbaar zijn met de orde of veiligheid in de inrichting dan wel met de
ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming, aan een gedetineerde een disciplinaire straf opleggen.

Onweersproken staat vast dat op de cel van klager bij een celinspectie medicatie en een - naar de beroepscommissie begrijpt - uit de houder losgemaakt scheermesje zijn aangetroffen. De beroepscommissie overweegt dat klager had moeten weten dat het niet
is toegestaan om dergelijke zaken op cel te hebben. Dit blijkt uit de huisregels, die gedetineerden standaard aangeboden krijgen tijdens het intakegesprek. Dat klager de in het Nederlands opgestelde huisregels niet kon begrijpen acht de
beroepscommissie
niet aannemelijk, nu klager zijn klaagschrift ook in behoorlijk Nederlands heeft geschreven. Van een noodzaak om medicatie aan te nemen van een medegedetineerde is de beroepscommissie niet gebleken, nu voorgeschreven medicatie in de regel op korte
termijn door de apotheek kan worden verstrekt. De beroepscommissie acht voorts niet aannemelijk dat het losse scheermesje reeds op de cel van klager was toen hij de cel betrok. In aanwezigheid van klager heeft immers een celinspectie plaatsgevonden.
Zou
klager na de inspectie het betreffende mesje hebben aangetroffen, dan had het op zijn weg gelegen dit direct kenbaar te maken bij het personeel.

Het aantreffen van medicatie en een los scheermesje op cel is onverenigbaar met de orde en veiligheid in de inrichting, alsmede met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming. De aan klager opgelegde disciplinaire straf kan gelet op het
voorstaande niet als onredelijk of onbillijk worden beschouwd. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal worden bevestigd.

b.
De beslissing van de directeur om de televisie van de cel te verwijderen vloeit voort uit de opgelegde disciplinaire straf van opsluiting op de eigen cel en is gericht op de handhaving van de orde in de inrichting. Aan het strafkarakter van de
disciplinaire straf zou afbreuk worden gedaan, als klager de beschikking zou mogen blijven houden over zijn televisie.
De verplichting tot doorbetaling van de huur vloeit voort uit het verwijderen van de televisie uit de cel, welke verwijdering past binnen het strafkarakter van de disciplinaire straf. Die beslissing wordt dan ook bij afweging van alle in aanmerking
komende belangen niet onredelijk of onbillijk geacht.

4. De uitspraak
Ten aanzien van a en b:
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en J. Schagen M.A., leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Jousma , secretaris, op 13 juli 2017

secretaris voorzitter

Naar boven