Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/0619/TB, 10 juli 2017, beroep
Uitspraakdatum:10-07-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 17/619/TB

betreft: [klager] datum: 10 juli 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B.R. Koenders, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen het uitblijven van een beslissing tot overplaatsing van klager van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. B.R. Koenders om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft nagelaten om na vernietiging door de beroepscommissie van de beslissing van 17 juni 2016 om klager in een longstayvoorziening te plaatsen, RSJ 4 november 2016, 16/2129/TB, klager over te plaatsen naar een andere tbs-inrichting
c.q. deze overplaatsing heeft niet binnen de door beroepscommissie bepaalde termijn plaatsgevonden.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijke uitspraak van 3 januari 1991 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijftien jaar met aftrek en ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klagers tbs is op 10 juli
1998 aangevangen. Klager is achtereenvolgens geplaatst in FPC Dr. S. van Mesdag, Van der Hoeven Kliniek, wederom in FPC Dr. S. van Mesdag en FPC De Rooyse Wissel. Op 10 december 2012 is klager geplaatst in FPC De Kijvelanden. Deze inrichting heeft
klager op 6 maart 2015 aangemeld voor plaatsing op een longstayafdeling. Op 17 maart 2014 is door psychiater Van M. rapport uitgebracht over klagers diagnostiek en problematiek ten behoeve van zijn behandelingstraject. In het kader van de verlenging
van
klagers tbs-maatregel met dwangverpleging is op 17 maart 2015 en op 9 april 2015 door psychiater B. respectievelijk psycholoog G. een pro justitia-rapportage uitgebracht. In de pro justitia-rapportages van 18 en 28 september 2015 van psycholoog H.
respectievelijk psychiater D. wordt de (voorgenomen) longstayplaatsing van klager onderschreven. Op 5 januari 2016 adviseert de Landelijke adviescommissie plaatsing longstay forensische zorg (LAP) de Minister van Veiligheid en Justitie de aanvraag tot
het verlenen van de longstaystatus af te wijzen vanwege de tegengestelde standpunten van de rapporteurs door de jaren heen. Op 12 mei 2016 adviseert de psychiatrisch adviseur De M. bij het ministerie van Veiligheid en Justitie het LAP-advies niet over
te nemen. De klinische risicotaxatie is van dien aard dat resocialisatie volgens de psychiatrisch adviseur niet verantwoord is. Op 6 juni 2016 besluit de Staatssecretaris tot het toekennen van de longstaystatus aan klager. Op 17 juni 2016 besluit de
Staatssecretaris klager te plaatsen in de longstayvoorziening van de Pompestichting. Klager heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld. Bij uitspraak RSJ 4 november 2016 heeft de beroepscommissie klagers beroep 16/2129/TB gegrond verklaard, de
bestreden beslissing van 17 juni 2016 vernietigd en de Staatssecretaris opgedragen om binnen uiterlijk een maand een nieuwe beslissing te nemen. De beroepscommissie heeft bepaald dat klager niet in aanmerking komt voor een tegemoetkoming. De
Staatssecretaris heeft bij beslissing van 14 maart 2017 klager overgeplaatst naar de Van der Hoeven Kliniek.

3. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De termijn voor het nemen van een nieuwe beslissing is reeds medio december 2016 verlopen. Klager heeft meermalen telefonisch contact opgenomen met de afdeling die over tbs-plaatsingen gaat. Het
uitblijven van een nieuwe beslissing is onredelijk. Klager verblijft nog steeds in FPC De Kijvelanden zonder duidelijkheid over de nieuwe inrichting. Het uitblijven van de beslissing is onredelijk en onbillijk en dient te worden gecompenseerd door
middel van een financiële tegemoetkoming. Een tegemoetkoming van € 250,= per maand wordt in deze situatie passend en geboden geacht.

De Staatssecretaris heeft het volgende aangevoerd.
Klager is inmiddels bij beslissing van 14 maart 2017 geplaatst in de Van der Hoeven Kliniek. Hoewel dit niet valt binnen de door de beroepscommissie gegeven termijn van een maand wordt hierin geen aanleiding gezien voor een financiële tegemoetkoming,
nu
klager hierdoor niet in zijn belangen is geschaad. Met de overplaatsing naar een andere tbs-inrichting is altijd enige tijd gemoeid. Een wachttijd van rond de vier maanden is niet onredelijk lang afgezet tegen de gebruikelijke plaatsingstermijnen zoals
die bijvoorbeeld worden gehanteerd voor de zogenaamde passanten. Daarbij komt dat gelet op de advisering van de psychiatrisch adviseur, die de plaatsing in een behandelvoorziening als (te) risicovol beschouwde, het in deze specifieke zaak meer tijd
vergde om te zoeken naar een setting van waaruit de door de beroepscommissie wenselijk geachte ultieme behandelpoging verantwoord kan worden vormgegeven. Tegen deze achtergrond is er geen aanleiding voor een financiële tegemoetkoming.

4. De beoordeling
Klager is inmiddels bij beslissing van 14 maart 2017 overgeplaatst naar de Van der Hoeven Kliniek. In zoverre treft het beroep geen doel en wordt het beroep ongegrond verklaard. Voor wat betreft het niet binnen de door de beroepscommissie in
RSJ 4 november 2016, 16/2129/TB, aan de Staatssecretaris gegeven termijn van een maand een nieuwe overplaatsingsbeslissing nemen overweegt de beroepscommissie het volgende. Uit de stukken en met name de reactie namens de Staatssecretaris komt naar
voren
dat het veel moeite heeft gekost om voor klager een passende tbs-inrichting te vinden van waaruit een ultieme behandelpoging verantwoord kan plaatsvinden. De beroepscommissie zal derhalve het beroep ook op dit punt ongegrond verklaren; derhalve komt
klager geen tegemoetkoming toe. Daarbij komt uit de stukken ook niet naar voren noch is dit door klager aangevoerd dat door het niet binnen een maand overplaatsen van klager vanuit FPC De Kijvelanden naar de Van der Hoeven Kliniek enige vorm van
behandelachterstand zou zijn ontstaan die reden zou geven om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr.drs. L.C. Mulder en mr. R.M. Maanicus, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 10 juli 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven