Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/0631/GB, 10 juli 2017, beroep
Uitspraakdatum:10-07-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 17/631/GB

Betreft: [klager] datum: 10 juli 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.L.J. Janssen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 17 februari 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing vanuit de Terroristen Afdeling (TA) naar een afdeling of inrichting met een regime van beperkte gemeenschap afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 2 september 2014 gedetineerd. Hij verblijft in de TA van de locatie De Schie te Rotterdam.

3. De standpunten
3.1 Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager verblijft inmiddels, na een verblijf in het PPC in Vught, weer op de TA van de locatie De Schie. Naar aanleiding van het verzoek tot uitplaatsing uit de TA is door de selectiefunctionaris negatief beslist en aan klager te kennen gegeven dat hij
niet voor uitplaatsing in aanmerking komt. De selectiefunctionaris meent kennelijk dat verzoeker niet in aanmerking komt voor uitplaatsing uit de TA zolang hij het hoger beroep tegen het vonnis in eerste aanleg niet intrekt. Die redenering is in strijd
met de algemene rechtsbeginselen. Onderscheid in behandeling van gedetineerden die nog niet onherroepelijk zijn veroordeeld en zij die dat wel zijn, wordt niet toegestaan.

3.2 De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
De selectiefunctionaris kan zich niet verenigen met hetgeen in het beroep wordt gesteld. Klager, die voldoet aan de criteria voor plaatsing in de TA, komt, gelet op de voor hem geldende (fictieve) einddatum van detentie, die is bepaald op 4 januari
2019, nog niet in aanmerking voor uitplaatsing uit de TA.

3.3 Namens het Openbaar Ministerie heeft de advocaat-generaal bij het ressortsparket Den Haag te kennen gegeven bezwaar te hebben tegen uitplaatsing en een uitvoerig ambtsbericht ter toelichting van dat standpunt opgesteld. De Vrijheden Commissie
van de locatie De Schie heeft negatief geadviseerd inzake het verzoek van klager.

4. De beoordeling
4.1 De bestreden beslissing is gebaseerd op het bepaalde in de artikelen 20a en 26 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling).

4.2 Artikel 20a van de Regeling luidt:
“In de Terroristen Afdeling worden gedetineerden geplaatst die:
a. verdacht worden van een terroristisch misdrijf;
b. al dan niet onherroepelijk veroordeeld zijn wegens een terroristisch misdrijf;
c. voor of tijdens hun detentie een boodschap van radicalisering verkondigen of verspreiden daaronder mede begrepen wervingsactiviteiten voor doeleinden die in strijd zijn met de openbare orde en veiligheid dan wel de orde of veiligheid in de
inrichting;
tenzij uit informatie van het GRIP of het Openbaar Ministerie voortvloeit dat plaatsing op een Terroristen Afdeling niet is geïndiceerd.”

4.3 Artikel 26a van de Regeling luidt:
“Een in een Terroristen Afdeling verblijvende gedetineerde als bedoeld in artikel 20a onder b die eenderde deel van de aan hem onherroepelijk opgelegde vrijheidstraf of vrijheidsbenemende maatregel heeft ondergaan en wiens strafrestant tenminste vier
maanden en ten hoogste één jaar bedraagt, wordt uit de Terroristen Afdeling geplaatst, tenzij:
a. er sprake is van een uitlevering of dreigende uitlevering;
b. er sprake is van een verhoogd maatschappelijk risico bij ontvluchting;
c. er gedurende het laatste jaar van het verblijf op de Terroristen Afdeling sprake is geweest van het verkondigen of verspreiden van een boodschap van radicalisering daaronder mede begrepen wervingsactiviteiten voor doeleinden die in strijd zijn
met de openbare orde en veiligheid dan wel de orde of veiligheid in de inrichting.”

4.4 Klager ondergaat een gevangenisstraf van vijf jaar, opgelegd bij vonnis van 10 december 2015, wegens het plegen van terroristische misdrijven. De voorlopige einddatum van zijn detentie is bepaald op 4 januari 2019.

4.5 De selectiefunctionaris heeft zijn beslissing, zo blijkt uit de mededeling van die beslissing en uit hetgeen in beroep naar voren is gebracht, met name gebaseerd op de omstandigheid dat de resterende duur van de detentie meer is dan één jaar en
dat dit daarom – gelet op de bepaling van artikel 26a van de Regeling – in de weg staat aan een overplaatsing naar een andere - ‘reguliere’ - gevangenisafdeling.

4.6 Klager valt onder de in artikel 20a onder b van de Regeling genoemde categorie van gedetineerden die in aanmerking komen voor plaatsing in de TA en heeft daarnaast een strafrestant dat buiten de grenzen van het bepaalde in artikel 26a van de
Regeling valt. Gelet daarop komt klager thans niet in aanmerking voor een eerdere uitplaatsing uit de TA. De beslissing van de selectiefunctionaris is daarom – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – niet onredelijk of onbillijk. Het
beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. M.A.G. Rutten , leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 10 juli 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven