Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1139/GA, 6 juli 2017, beroep
Uitspraakdatum:06-07-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 17/1139/GA

betreft: [klager] datum: 6 juli 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 28 maart 2017 van de beklagcommissie bij de locatie Hoogvliet,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 16 juni 2017, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, is klager gehoord. De directeur van de locatie Hoogvliet is niet ter zitting van de beroepscommissie verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de oplegging van een disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel, voor drie dagen, wegens fysiek geweld jegens een medegedetineerde.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het klopt niet dat klager de hele ochtend aan de arbeid heeft deelgenomen, zoals in de uitspraak van de beklagcommissie is vermeld. Klager is ’s ochtends
naar de arbeid gegaan en daar is een incident voorgevallen. Een medegedetineerde heeft een andere medegedetineerde geslagen, maar klager heeft daarvan de schuld gekregen. Het slachtoffer kon niet vertellen wie hem had geslagen. De arbeid werd
voortgezet, maar vervolgens zou het slachtoffer hebben verklaard dat hij door klager was geslagen. Daarop is aan klager een rapport aangezegd. Klager heeft niet geslagen. Het slachtoffer was twee keer zo groot, dat zou klager niet eens lukken. Klager
heeft aan zowel zijn mentor als aan de directeur de namen van zes medegedetineerden doorgegeven om zijn verhaal te controleren. Dit is echter niet gebeurd. De beklagcommissie heeft de door klager opgegeven getuigen evenmin gehoord. Voor fysiek geweld
jegens een medegedetineerde staat een straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel. Klagers straf bedroeg slechts drie dagen. Als de directeur zo zeker van zijn zaak was, zou aan klager wel de volledige straf zijn opgelegd. De directeur heeft
verklaard dat zes medegedetineerden hebben gezien dat klager geslagen heeft. De directeur heeft echter niet de namen van deze medegedetineerden genoemd.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Uit het schriftelijk verslag van 19 februari 2017 maakt de beroepscommissie het volgende op. Het personeel heeft gedetineerde E. met een bebloed gezicht aangetroffen op de grond in de werkzaal. Zes medegedetineerden hebben verklaard dat klager E. in
zijn gezicht heeft gestompt. De beroepscommissie constateert echter dat het schriftelijk verslag niet de namen van deze medegedetineerden en hun verklaringen bevat. Klager ontkent dat hij de medegedetineerde heeft geslagen en heeft – onweersproken –
gesteld dat hij aan zijn mentor en aan de directeur de namen van zes medegedetineerden heeft doorgegeven die zijn verhaal kunnen bevestigen. Het had dan ook op de weg van de directeur gelegen nader onderzoek te verrichten alvorens aan klager een straf
op te leggen. Gelet op bovenstaande is de bestreden beslissing van de directeur als onredelijk en onbillijk aan te merken. Het beroep zal gegrond worden verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog
gegrond worden verklaard. De beroepscommissie acht termen voor het toekennen van een tegemoetkoming aanwezig.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming van € 30,= toekomt.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, ing. M.J. Mulders en drs. P.J.M. van Puffelen, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 6 juli 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven