Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/0341/GB, 21 juni 2017, beroep
Uitspraakdatum:21-06-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 17/341/GB

Betreft: [klager] datum: 21 juni 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. F. van Baarlen, namens

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen een op 24 januari 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Klaagster is, bijgestaan door haar raadsvrouw mr. F. van Baarlen, op 12 mei 2017 door een lid van de Raad gehoord. Hiervan is een verslag opgemaakt, dat aan klaagster, haar raadsvrouw en de selectiefunctionaris is verzonden. De selectiefunctionaris
heeft op het verslag gereageerd. Een kopie van deze reactie is aan klaagster en haar raadsvrouw verzonden.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klaagster gericht tegen de beslissing haar te plaatsen in de gevangenis van de locatie Nieuwersluis ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klaagster is sedert 24 juni 2015 gedetineerd. Op 8 december 2016 is zij na een eerdere detentiefasering geselecteerd voor de zeer beperkt beveiligde inrichting van de locatie Nieuwersluis. Op 4 januari 2017 heeft de selectiefunctionaris beslist
klaagster terug te plaatsen naar de gevangenis van de locatie Nieuwersluis.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klaagster is het beroep als volgt - samengevat en zakelijk weergegeven - toegelicht. Klaagster is in de bezwaarprocedure ten onrechte niet (mondeling) gehoord. Klaagster bevond zich op het adres van haar ex-man in Voorburg om
post
op te halen. Klaagster wist niet dat dit adres in het verboden gebied ligt. Op 4 oktober 2016 heeft de directeur klaagster schriftelijk meegedeeld dat het locatieverbod geldt voor Rijswijk en een deel van Den Haag. Voorburg staat daar niet bij.
Klaagster heeft een kaart van het verboden gebied gekregen. Op de kaart ligt Voorburg buiten het verboden gebied. Ingezoomd ligt het adres net binnen het verboden gebied. De kaart is onvoldoende gedetailleerd. Klaagster heeft de kaart niet bestudeerd.
Toen zij deze kreeg, heeft zij niet expliciet gevraagd of zij op het adres van haar ex-man mocht komen. In juni, juli of augustus 2016 is met de reclassering de mondelinge afspraak gemaakt dat zij daar mocht komen. De selectiefunctionaris heeft niet,
althans onvoldoende, onderzoek gedaan naar de juistheid van deze stelling. Niet inzichtelijk is gemaakt of hierover navraag is gedaan bij de medewerker van de reclassering met wie de afspraak is gemaakt. De reclassering kon de naam van de medewerker
niet aan de raadsvrouw geven. Klaagster heeft meteen telefonisch contact opgenomen met de reclassering toen de enkelband afging. Een waarschuwing was in dit geval passender geweest. Klaagster verzoekt haar een tegemoetkoming toe te kennen en de
verweerder te veroordelen in de kosten van het geding.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt - samengevat - toegelicht. De selectiefunctionaris achtte het niet noodzakelijk klaagster in de bezwaarprocedure te horen, omdat voldoende mogelijkheden zijn geboden het
bezwaarschrift schriftelijk toe te lichten. De directeur heeft aan klaagsters regimaire verloven een locatieverbod voor Rijswijk en een deel van Den Haag als bijzondere voorwaarde verbonden. Klaagster heeft het locatieverbod tijdens haar eerste
regimair
verlof van 16 december 2016 tot en met 18 december 2016 gedurende 10 minuten overtreden. Dit is een zware overtreding. De inrichting heeft klaagster drie keer een kaart van het verboden gebied overhandigd. Er mag dan ook van worden uitgegaan dat
klaagster wist dat het adres van haar ex-man in het verboden gebied ligt. Op het kaartje is het verboden gebied duidelijk te zien. Het is aan klaagster te wijten dat zij het kaartje niet heeft bestudeerd. Uit navraag bij de reclassering is gebleken dat
met klaagster niet de afspraak is gemaakt dat zij tijdens een regimair verlof post op het adres van haar ex-man mocht ophalen.

3.3. De directeur van de inrichting heeft geadviseerd tot terugplaatsing van klaagster naar de gevangenis, omdat zij op 18 december 2016 het locatieverbod heeft overtreden. Zij kan hiervoor verantwoordelijk worden gehouden. Aan haar is drie keer een
kaart van het verboden gebied overhandigd. Zij heeft de reclassering pas benaderd, nadat de enkelband was afgegaan. Zij heeft niet vooraf toestemming of advies gevraagd.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 17, derde lid, van de Pbw stelt de selectiefunctionaris de indiener van het bezwaarschrift in de gelegenheid schriftelijk of mondeling diens bezwaarschrift toe te lichten, tenzij hij het aanstonds kennelijk
niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond acht. Uit de bestreden beslissing blijkt dat de selectiefunctionaris heeft beslist klaagster in de gelegenheid te stellen het bezwaarschrift schriftelijk toe te lichten. De beroepscommissie
gaat daarom voorbij aan klaagsters verweer dat zij ten onrechte niet in de gelegenheid is gesteld het bezwaarschrift mondeling toe te lichten.

4.2. Wat de materiële aspecten van het beroep betreft, overweegt de beroepscommissie het volgende. Vaststaat dat klaagster het locatieverbod, dat in het kader van haar plaatsing in de zeer beperkt beveiligde inrichting als bijzondere voorwaarde aan
de regimaire verloven was verbonden, tijdens het eerste regimair verlof heeft overtreden. Die overtreding kan klaagster worden aangerekend. Uit de stukken komt naar voren komt dat klaagster in ieder geval in het kader van de onderhavige
detentiefasering
geen toestemming is gegeven op het adres van haar ex-man in het verboden gebied te komen. Voorts mocht van klaagster worden verwacht dat zij zou navragen of zij op dat adres mocht komen, te meer nu op de kaart niet duidelijk zichtbaar is of dat adres
in
het verboden gebied ligt en klaagster besloten heeft de kaart niet te bestuderen.

4.3. Gezien het vorenstaande kan de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in
tegenwoordigheid van mr. R. Boerhof, secretaris, op 21 juni 2017

secretaris voorzitter

Naar boven