Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1046/GB, 20 juni 2017, beroep
Uitspraakdatum:20-06-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 17/1046/GB

Betreft: [klager] datum: 20 juni 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H.M.W. Daamen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 27 maart 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager is, bijgestaan door zijn raadsman mr. H.M.W. Daamen, op 19 mei 2017 door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de inrichting voor stelselmatige daders (ISD) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 8 mei 2015 gedetineerd. Hij verbleef in het kader van de extramurale fase van de ISD-maatregel in de kliniek Novadic Kentron te Vught. Bij selectiebeslissing van 24 februari 2017 is klager op de ISD-afdeling van de p.i. Vught
geplaatst.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Er is veel misgegaan aan de kant van de inrichting. De extramurale fase van de ISD verliep succesvol. Klager had afspraken gemaakt met de kliniek. Tijdens de verloven diende klager contact te houden met de kliniek. Dat heeft hij ook op 22 februari 2017
gedaan. Hij heeft gezegd dat hij niet wist of hij op tijd terug zou zijn. Hij wilde tevens telefonisch contact opnemen met zijn casemanager, maar die was niet aanwezig. Vanuit de kliniek is gedreigd dat hij zijn gehele straf in de inrichting diende uit
te zitten, als hij niet op tijd terug zou zijn. Na binnenkomst is enkel een blaastest afgenomen, die negatief was, en geen urinecontrole. Klager heeft nooit toegegeven dat hij drugs zou hebben gebruikt. Indien hij dat zou hebben gedaan, zou
logischerwijs direct een urinecontrole zijn afgenomen. De positieve uitslag van de test van 24 februari 2017 sluit niet uit dat klager niet tijdens het verlof heeft gebruikt, maar pas daarna. De volgende dag heeft klager nog aan alle activiteiten
deelgenomen. Ineens moest hij terug naar de inrichting. De casemanager heeft klager beschuldigd van drie positieve urinecontroles, maar daarvan was geen sprake. De informatie in het dossier is tegenstrijdig. Ter zitting van de beroepscommissie is een
tweetal stukken overgelegd. Uit de beschikking betreffende de terugplaatsing blijkt dat een positieve urinecontrole aan de terugplaatsing ten grondslag heeft gelegen, terwijl uit de brief van drs. [...] blijkt dat de reden voor terugplaatsing niet was
gelegen in de positieve urinecontrole. Deze spanning wordt vanuit de p.i. ook niet ontkend; de inrichting heeft verklaard dat bij binnenkomst geen urinecontrole is afgenomen.
Sinds oktober 2016 loopt een procedure tot ongewenstverklaring van klager. De ISD-maatregel loopt op 22 augustus 2017 af. Klager is al twaalf jaar samen met een Poolse vrouw en ze wonen samen in Nederland. Klager wil dus liever niet terug naar Polen.
Bij zijn veroordeling was resocialisatie de insteek voor de ISD-maatregel. Zijn eventuele ongewenstverklaring en terugkeer waren derhalve nog niet aan de orde.
Voor wat betreft artikel 4, sub l, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling), waarop de selectiefunctionaris een beroep heeft gedaan, merkt de raadsman op dat dit artikel alleen betrekking heeft op verloven. Bovendien is het
merkwaardig dat de procedure tot ongewenstverklaring in oktober 2016 al liep, terwijl klager toen ook gewoon in een ambulant programma verbleef. Daarbij komt dat klager op het moment van terugplaatsing nog verblijfsrecht had. Er is derhalve geen enkele
grond voor terugplaatsing.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De directeur van de p.i. Vught heeft voorgesteld klagers verblijf in de extramurale fase te beëindigen vanwege het misbruik van vrijheden, drugsgebruik en het risico op onttrekking aan detentie. Op basis van de ontvangen informatie heeft de
selectiefunctionaris beslist dat een langer verblijf in de extramurale fase onverantwoord was. Klager is derhalve intramuraal geplaatst. Hoewel klager op 22 februari 2017 contact heeft onderhouden met de kliniek, is gemeend dat sprake is van een
onttrekking. Klager heeft in de contacten te kennen gegeven te willen onderduiken. De casemanager heeft verklaard dat geen urinecontrole is afgenomen bij terugkomst in de kliniek, maar dat klager heeft gezegd dat hij drugs heeft gebruikt. Het resultaat
van de urinecontrole van 24 februari 2017 was positief op het gebruik van opiaten en cocaïne. Klager heeft zich niet gehouden aan de algemene voorwaarden zoals gesteld in artikel 44l, onder a en d, van de Penitentiaire maatregel (Pm). In artikel 4k van
de Regeling is bepaald dat gedetineerden ten aanzien van wie een procedure tot ongewenstverklaring loopt, niet in aanmerking komen voor verlof. Nu een plaatsing in een kliniek gepaard gaat met vrijheden, is het logisch te besluiten tot beëindiging van
de extramurale fase. Inmiddels is klager ongewenst verklaard en geselecteerd voor het ISD-regime van de locatie Veenhuizen, welke plaatsing op 13 april 2017 is geëffectueerd.

3.3. De directeur van de p.i. Vught heeft geadviseerd tot beëindiging van de extramurale fase van de ISD-maatregel. Volgens de directeur is het verlof van klager op 22 februari 2017 niet conform afspraak verlopen. Klager is namelijk niet naar het
juridisch loket en naar zijn advocaat gegaan, maar naar Breda, waar hij drugs heeft gebruikt.

4. De beoordeling
4.1. Op grondslag van artikel 44m, eerste lid, van de Pm kan de selectiefunctionaris een gedetineerde die niet of niet meer in staat of bereid is deel te nemen aan het programma in de laatste fase buiten de inrichting dan wel te voldoen aan de
daaraan verbonden voorwaarden, op advies van de directeur terugplaatsen in de inrichting.

4.2. Uit het selectieadvies komt het volgende naar voren. Op 22 februari 2017 heeft klager verlof genoten. Dit verlof diende hij te gebruiken om een bezoek te brengen aan het juridisch loket en aan zijn advocaat. Klager heeft dit echter niet gedaan
en is naar Breda gegaan, waar hij drugs heeft gebruikt. Hij heeft telefonisch contact opgenomen met de kliniek en heeft daarbij gezegd niet te willen terugkomen. Vanuit de kliniek is hem geadviseerd terug te keren. Klager wilde de beslissing in de
procedure tot zijn ongewenstverklaring echter afwachten en onderduiken, indien deze beslissing negatief zou zijn. Klager is uiteindelijk omstreeks 21.00 uur teruggekeerd in de kliniek. Klager was daarbij onder invloed van heroïne en cocaïne. De dag
daarna is in de kliniek met klager gesproken. Daarbij heeft klager te kennen gegeven geen spijt te hebben en het incident te zien als een uitglijder en niet als een terugval.
Uit de beslissing op het bezwaarschrift volgt dat klager zowel aan de begeleider van de kliniek als aan de casemanager heeft gezegd drugs te hebben gebruikt. De urinecontrole van 24 februari 2017 leverde een positief resultaat op het gebruik van
opiaten
en cocaïne op.

4.3. Door en namens klager is aangevoerd dat de onderliggende informatie tegenstrijdigheden bevat voor wat betreft het ten grondslag liggen van een positieve urinecontrole aan de terugplaatsing van klager. Ter onderbouwing daarvan heeft hij ter
zitting een selectiebeslissing en een brief van de kliniek overgelegd. Nu het een selectiebeslissing van 6 januari 2017 betreft – en derhalve niet de onderhavige selectiebeslissing van 24 februari 2017 – en de inhoud van de brief eveneens betrekking
heeft op de selectiebeslissing van 6 januari 2017, gaat de beroepscommissie aan dit verweer voorbij.
De beroepscommissie ziet in de toelichtingen door en namens klager geen onderbouwde weerlegging van de beschrijving in het selectieadvies van wat tijdens het verlof op 22 februari 2017 is gebeurd. Klager heeft slechts verklaard dat hij contact heeft
gehouden met de kliniek.

4.4. Het vorenstaande in onderlinge samenhang bezien acht de beroepscommissie voldoende aannemelijk dat klager zich niet aan de voorwaarden, zoals bedoeld in artikel 44l, onder a en d, van de Pm, heeft gehouden. Dat op 22 februari 2017 niet direct
een urinecontrole is afgenomen, doet daar niets aan af, nu middelengebruik hoe dan ook niet is toegestaan en de uitslag van de urinecontrole van 24 februari 2017 positief was op het gebruik van drugs. De bestreden beslissing van de selectiefunctionaris
kan dan ook, gelet op voormelde feiten en omstandigheden en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 20 juni 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven