Nummer: 17/823/GB
Betreft: [klager] datum: 21 juni 2017
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W.M. Shreki, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 3 maart 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 29 januari 2015 gedetineerd. Hij verbleef in de locatie Zoetermeer. Op 22 december 2015 is hij overgeplaatst naar de locatie De Schie te Rotterdam, een normaal beveiligde inrichting.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft van 6 tot en met 8 april 2016 algemeen verlof genoten op het door hem opgegeven verlofadres. De reclassering heeft dat verlofadres afgekeurd, omdat dit adres ligt binnen een straal van 5 kilometer van het gebied waarvoor een locatieverbod
geldt. Reeds voorafgaand aan het bestreden besluit van 3 maart 2017 heeft klager een ander verlofadres opgegeven, namelijk buiten de genoemde straal van 5 kilometer. Bij de afwijzende beslissing is hiermee geen rekening gehouden. De overweging dat
klager niet over een aanvaardbaar verlofadres beschikt, is onjuist. Voorts dient bij de beantwoording van de vraag of sprake is van een beperkt maatschappelijk risico, niet alleen het incident met het koffertje betrokken te worden, maar ook het gedrag
in de inrichting. Klagers gedrag in de locatie De Schie is onbesproken. De conclusies die uit het incident met het koffertje worden getrokken, zijn slechts gebaseerd op aannames. De verklaring van klager dat dit incident niet aan zijn schuld te wijten
is, wordt door geen enkele objectieve aanwijzing weersproken. Klager kan niet worden verweten dat hij het koffertje tijdelijk is kwijtgeraakt. Verzocht wordt het beroep gegrond te verklaren en een tegemoetkoming toe te kennen.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
De reclassering schat het recidiverisico hoog in. Derhalve is een locatieverbod geadviseerd. Daarbij heeft politieopvolging plaats, als klager het verboden gebied betreedt. Uit het advies van de reclassering van 26 januari 2017 komt naar voren dat het
opgegeven verlofadres zich binnen een straal van 5 kilometer van het adres van de slachtoffers bevindt. Daarom is sprake van een onaanvaardbaar verlofadres. Dat klager een ander verlofadres heeft opgegeven, was niet bekend bij het nemen van de
bestreden
beslissing. In ieder geval zal de reclassering opnieuw een onderzoek moeten doen naar de aanvaardbaarheid van het andere adres. Met betrekking tot het verlof van 6 tot en met 8 april 2016 wordt opgemerkt dat klager per abuis niet was aangesloten op een
enkelband. Het was hem wel bekend dat de enkelband als bijzondere voorwaarde gold. De bewoner van het verlofadres was ook niet op de hoogte van de komst van klager. Klager is toen alsnog aangesloten op de enkelband; hij diende zelf de koffer met
apparatuur bij zich te houden. Hiervoor heeft hij getekend. Op 8 april 2016 heeft klager de koffer onbeheerd bij een boom in het centrum van Rotterdam achtergelaten. Hiermee heeft hij veel maatschappelijke onrust veroorzaakt, nu de politie werd
ingeschakeld, omdat men vreesde voor een gevaarlijke koffer. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft geadviseerd dat klager, uit het oogpunt van recidiverisico, voorlopig niet in aanmerking komt voor verlofverlening of detentiefasering.
4. De beoordeling
Uit het selectieadvies van de 20 februari 2017 van de locatie De Schie met bijlagen blijkt het volgende:
Klager heeft gerecidiveerd tijdens zijn vervroegde invrijheidstelling bij een eerdere detentie vanwege een overval. Hij heeft toen opnieuw een woningoverval gepleegd. De reclassering acht de kans op recidive daarom hoog. In het selectieadvies is
opgenomen dat het adres (Rotterdam) niet geschikt is voor verlof. Zowel de directeur van de PI als het OM heeft negatief geadviseerd. In het advies van het OM van 6 januari 2017 is een ander verlofadres (in Maassluis) vermeld dan het adres in
Rotterdam. De selectiefunctionaris en de reclassering hebben te kennen gegeven dat zij met dat nieuwe adres niet bekend waren; klager heeft dat niet weersproken. De selectiefunctionaris vindt dat de reclassering eerst onderzoek naar het nieuwe adres
moet doen, zodat (nog) niet geconcludeerd kan worden dat van een aanvaardbaar verlofadres sprake is. Dit alles in onderling verband en samenhang bezien, maakt dat de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij
afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 21 juni 2017.
secretaris voorzitter