nummer: 16/4105/GA
betreft: [klager] datum: 9 juni 2017
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 12 december 2016 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 19 mei 2017, gehouden in de p.i. Vught, is gehoord dhr. [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van voornoemde inrichting.
Klagers raadsvrouw mr. M.W. Bouwman heeft op 19 mei 2017 schriftelijk laten weten dat zowel klager als zijzelf niet aanwezig zijn ter zitting van de beroepscommissie.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betref:
a. het niet tijdig promoveren van klager;
b. het niet tijdig in gang zetten van de aanvraag voor detentiefasering;
c. het niet tijdig informeren van klager over de openstaande boetes door de casemanager.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is gedurende 3,5 jaar gedetineerd geweest in Roemenië. Sinds 17 mei 2016 is hij gedetineerd in Nederland. Klager is op 16 juni 2016
besproken in het MDO en hij diende in het basisprogramma te blijven. Op 6 juli 2016 heeft klager zijn Kies Voor Verandering (KVV) afgerond. Hij had derhalve per 6 juli 2016 kunnen promoveren. Pas op 28 juli 2016 is klager weer besproken in het MDO,
waar
tot zijn promotie is beslist. Klagers detentie- en re-integratieplan (D&R-plan) is op 6 september 2016 goedgekeurd. Op 12 september 2016 is een advies aangevraagd bij de Reclassering en dit advies is op 10 oktober 2016 ontvangen. De casemanager heeft
klager in een zeer laat stadium geïnformeerd over de openstaande boetes bij het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB), die aan fasering in de weg zouden staan.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager betreft een WOTS-er (Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen). Er was een langere tijd nodig voor klagers beoordeling, omdat er
weinig informatie bekend was en de informatie uit het buitenland summier was. Naar alle redelijkheid is de regeling voor arrestanten en gedetineerden in het huis van bewaring, ten aanzien van wie een promotiebesluit na maximaal negen weken genomen mag
worden, toegepast. Het tijdsverloop met betrekking tot de vaststelling van het D&R-plan is lang geweest. Dit is opgestart in het plusprogramma. Wat betreft de boetes is het aan het Openbaar Ministerie om ketenpartners te informeren.
3. De beoordeling
Ten aanzien van onderdeel a. overweegt de beroepscommissie als volgt.
De directeur heeft zowel gedurende de beklagprocedure als ter zitting van de beroepscommissie aangevoerd dat de eerste drie weken van de detentie geen kleur is toegekend aan klager en dat daarna een periode van zes weken gehanteerd is ten aanzien van
het al dan niet promoveren. Voor wat betreft de opstartperiode van drie weken, verwijst de directeur naar een brief van 11 december 2015 van de divisiedirecteur Gevangeniswezen en Vreemdelingenbewaring. In deze brief wordt de evaluatie van het systeem
van promoveren en degraderen toegelicht en wordt aangegeven welke punten in 2016 aanpassing behoeven. Eén van deze punten houdt in dat in een huis van bewaring een promotiebesluit na maximaal negen weken wordt genomen in plaats van na zes weken.
De beroepscommissie heeft ambtshalve geconstateerd dat de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling), waarin het promoveren en degraderen is geregeld, tot op heden (op dit punt) niet is gewijzigd. Het is niet aan de
divisiedirecteur om middels voormeld schrijven een afwijking van de Regeling in te voeren.
Gelet op vorengaande kon de directeur – nog daargelaten dat klager niet tot de eerder genoemde categorie behoorde – niet beslissen aan klager geen kleur toe te kennen gedurende de eerste drie weken van zijn detentie. Het beroep zal gegrond worden
verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie zal in zoverre worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. De beroepscommissie zal aan klager een tegemoetkoming toekennen van € 15,=.
Ten aanzien van onderdeel b. overweegt de beroepscommissie als volgt.
De directeur heeft tijdens de beklagprocedure aangegeven dat een aanvraag voor detentiefasering pas ingediend kan worden als het D&R-plan is goedgekeurd door het MDO. Op grond van artikel 1c, eerste lid, van de Regeling draagt de directeur zorg dat
uiterlijk binnen een maand na binnenkomst van de gedetineerde in een inrichting een D&R-plan wordt vastgesteld. Klager is op 17 mei 2016 binnengekomen in de inrichting. Op 28 juli 2016 is hij gepromoveerd. Op 6 september 2016 is het D&R plan
goedgekeurd. Ter zitting van de beroepscommissie heeft de directeur erkend dat de vaststelling van het D&R-plan te lang heeft geduurd. Gelet op vorengaande zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie in
zoverre vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. De beroepscommissie zal aan klager een tegemoetkoming toekennen van € 50,=.
Ten aanzien van onderdeel c. overweegt de beroepscommissie als volgt.
De beroepscommissie is van oordeel dat het niet tijdig informeren van klager over zijn openstaande boetes de directeur niet verweten kan worden. Het beroep met betrekking tot dit onderdeel zal om die reden ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel a. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 15,=.
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel b. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 50,=.
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel c. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. U.P. Burke en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 9 juni 2017.
secretaris voorzitter