Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/0919/GB, 20 juni 2017, beroep
Uitspraakdatum:20-06-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 17/919/GB

Betreft: [klager] datum: 20 juni 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. P. Figge, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 15 maart 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing tot beëindiging van zijn deelname aan een penitentiair programma (p.p.) niet-ontvankelijk verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 17 juni 2016 gedetineerd. Hij verbleef in de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard. Vanuit deze inrichting is hij geselecteerd voor deelname aan een p.p. Op 18 januari 2017 is het programma aangevangen. Op 8 februari 2017 is beslist tot
beëindiging van deelname aan het p.p. en terugplaatsing in de locatie Zwaag te Hoorn. Op 10 februari 2017 is hij (terug-) geplaatst in de locatie Zwaag. Op 1 maart 2017 is klager in vrijheid gesteld.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft zich tweemaal niet gehouden aan de afspraak met de reclassering. Dit had met zijn school te maken. Klager beseft wel dat hij naar deze afspraken had moeten gaan. Andere afspraken met de reclassering is hij wel nagekomen. Op 8 februari 2017
moest klager zich melden in Heerhugowaard, waar – zo dacht hij – een voortgangsgesprek zou plaatsvinden over het p.p. De casemanager en reclasseringsmedewerker hebben overleg gehad en gemeend een incidentmelding te doen aan de directeur, met de
gedachte
en het advies een officiële waarschuwing te geven. De casemanager heeft ook aan klager verteld dat hij enkel een officiële waarschuwing zou krijgen. Klager zou zich dan ervan bewust zijn dat hij zich echt aan het reclasseringstoezicht moet houden. Het
p.p. zou toen nog drie weken duren. Om onduidelijke redenen heeft de directeur anders geadviseerd aan de selectiefunctionaris en de selectiefunctionaris heeft dat advies ook overgenomen. De beëindiging van het p.p. was buitenproportioneel en staat niet
in verhouding tot de gemiste afspraken. Een officiële waarschuwing was voldoende geweest. Het p.p. is ten onrechte beëindigd. Hierdoor heeft klager nadeel ondervonden. Klager kon zijn opleiding niet verder volgen en verzoekt een schadevergoeding. Hij
wil zijn beroep mondeling toelichten.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Nu klager op 1 maart 2017 in vrijheid is gesteld, is het belang aan zijn beroep komen te vervallen. Inhoudelijk wordt aangevoerd dat aan klager zelf te wijten is dat zijn p.p. is beëindigd. Zo volgt uit het selectieadvies van de locatie Zuyder Bos dat
in één maand tijd vier overtredingen zijn geconstateerd. Klager is op 18 januari 2017 niet verschenen bij een intakegesprek, op 26 januari 2017 heeft klager het locatiegebod overtreden en op 2 en 7 februari 2017 heeft hij zich niet aan de meldplicht
gehouden. De directeur van de locatie Zuyder Bos heeft geadviseerd het p.p. te beëindigen. De selectiefunctionaris acht vier overtredingen dusdanig ernstig dat dit de beëindiging van het p.p. en een terugplaatsing naar een gesloten inrichting
rechtvaardigt. Voor een tegemoetkoming bestaat geen aanleiding.

4. De beoordeling
4.1. Klager wenst in de gelegenheid te worden gesteld het beroep nader mondeling toe te lichten. De beroepscommissie wijst dit verzoek af, nu de noodzaak van een mondelinge toelichting niet is gebleken. De beroepscommissie acht zich aan de hand van
de stukken voldoende voorgelicht om op het beroep te beslissen.

4.2. Klager is op 1 maart 2017 in vrijheid gesteld. In beginsel zou dit aanleiding zijn klager in zijn beroep niet-ontvankelijk te verklaren. Nu uitdrukkelijk is verzocht om een tegemoetkoming, zal de beroepscommissie het beroep alsnog inhoudelijk
beoordelen.

4.3. In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het penitentiair programma en de gedetineerde moeten voldoen. Meer specifiek is in artikel 9, eerste lid, onder a, van de
Pm
opgenomen dat de deelnemer aan het p.p. zich gedraagt overeenkomstig de aanwijzingen van degene die is belast met zijn begeleiding en toezicht.

4.4. Uit het selectieadvies blijkt dat klager zich op de dag dat het p.p. is gestart, namelijk 18 januari 2017, niet heeft gemeld voor de intake in het kader van zijn p.p. Op 26 januari 2017 heeft klager zich ziekgemeld. Bij deze melding is klager
meegedeeld dat hij op zijn verblijfsadres moest verblijven. Dit bleek niet het geval. Vervolgens heeft klager zich op 2 en 7 februari 2017 niet aan de meldplicht gehouden. Vast staat dan ook dat klager zich herhaaldelijk niet heeft gedragen
overeenkomstig de aanwijzingen van de casemanager c.q. toezichthouder. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk
worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 20 juni 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven