Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/0640/GB, 20 juni 2017, beroep
Uitspraakdatum:20-06-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 17/640/GB

Betreft: [klager] datum: 20 juni 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.A. Blok, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 17 februari 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot deelname aan een penitentiair programma (p.p.) afgewezen.

2. De feiten
Klager was sedert 20 juli 2016 gedetineerd. Hij verbleef in de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht. Op 19 mei 2017 is klager in vrijheid gesteld.

3. De standpunten
3.1 Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager is teruggeplaatst naar de p.i. Dordrecht, omdat hij na een verlofmoment licht scoorde bij een urinecontrole. Klager had diverse verlofmomenten goed doorlopen tijdens zijn verblijf in de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.). Klager
heeft
niet gebruikt en hij heeft dit kenbaar gemaakt in de bezwaarprocedure. Klager scoort bovendien voor het eerst positief. Op grond van de Sanctiekaart 2016 betekent dit dat de detentiefasering niet in het geding is. Klagers casemanager was niet bekend
met
de Sanctiekaart 2016 en was, op grond van het oude sanctiebeleid, van mening dat klager vier maanden niet in aanmerking kwam voor detentiefasering. Daarna wilde de casemanager klagers faseringsverzoek niet in behandeling nemen, omdat een
bezwaarprocedure aanhangig was. De p.i. heeft klagers verzoek te faseren ernstig bemoeilijkt. De raadsvrouw heeft een andere gedetineerde bijgestaan, wiens de casus bijna identiek aan de onderhavige is, zij het dat die andere gedetineerde werd
teruggeplaatst vanuit een b.b.i. en klager vanuit een z.b.b.i. Het betrof een gedetineerde uit dezelfde p.i., die op alle punten goed gedrag vertoont en eenmalig positief scoort op harddrugs (net als klager). Dezelfde selectiefunctionaris heeft ten
aanzien van die andere gedetineerde positief beslist. Klager concludeert dat niet gesproken kan worden van een gelijke behandeling. Gelijke gevallen moeten gelijk behandeld worden. Klager misdraagt zich niet. Enkel die ene positieve urinecontrole wordt
als argument gebruikt om klagers verzoek tot plaatsing in een p.p. af te wijzen. Klager had in een p.p. geplaatst moeten worden. Hij wordt ten onrechte belemmerd in zijn terugkeer in de samenleving. Klager verzoekt ook een tegemoetkoming toe te kennen.

3.2 De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Dat het opstarten van een p.p.-traject ernstig bemoeilijkt is, is niet gebleken. Naar aanleiding van klagers verzoek heeft de p.i. binnen een week een selectieadvies opgemaakt. Met betrekking tot het gelijkheidsbeginsel is aangevoerd dat uit navraag is
gebleken dat de toewijzing van het verzoek van de andere gedetineerde berust op een fout. Vanwege het tijdsverloop en het rechtszekerheidsbeginsel is de selectiefunctionaris niet voornemens die beslissing in te trekken. Klager kan geen beroep op een
onjuiste beslissing doen, nog afgezien van het feit dat sprake is van verschillende beveiligingsniveaus en niet van een gelijk geval.

4. De beoordeling
4.1 Het beroep op het gelijkheidsbeginsel faalt, omdat niet kan worden gesproken
van identieke gevallen.

4.2 In het selectieadvies van 13 februari 2017 staat dat klager in totaal zeven maal met verlof is geweest en dat die verloven goed zijn verlopen. Bij het laatste verlof is bij een urinecontrole gebleken dat klager positief heeft gescoord op
cocaïnegebruik. Klager is hiervoor op 11 januari 2017 disciplinair gestraft. Dit gegeven is een contra-indicatie voor het verlenen van meer vrijheden en dus ook voor selectie voor een p.p. De beroepscommissie overweegt dan ook dat de op de onder 3.2
genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 20 juni 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven