Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/0606/TA, 19 juni 2017, beroep
Uitspraakdatum:19-06-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 17/606/TA

betreft: [klager] datum: 19 juni 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 7 februari 2017 van de beklagcommissie bij FPC De Pompestichting te Nijmegen, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 24 april 2017, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, zijn gehoord klager en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], juridisch medewerker.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. het gedogen van een onvrijwillige geneeskundige handeling (b-dwangbehandeling) (PZ 2016/35);
b. een maatregel van afzondering d.d. 27 december 2016 (PZ 2017/1).

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in onderdeel a van zijn beklag en het beklag wat betreft onderdeel b ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Klager heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De beklagcommissie heeft klager ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag met betrekking tot de b-dwangbehandeling. In de uitspraak van de
schorsingsrechter van 23 december 2016 met kenmerk 16/4192/STA, wordt de tenuitvoerlegging van de beslissing geschorst totdat de beklagcommissie ten gronde op de zaak uitspraak zal doen. Het kan daarom niet dat de beklagcommissie de zaak niet
onderzoekt
en geen inhoudelijke beslissing neemt.
Klager meent dat het hoofd van de inrichting zijn klacht over de maatregel van afzondering afzonderlijk moet becommentariëren. De reactie van het hoofd van de inrichting op de twee klaagschriften van klager lopen nu door elkaar heen. Ook tijdens de
zitting van de beklagcommissie was dat het geval. Dit is in strijd met de wet. Klager is hierdoor in zijn recht geschonden en daardoor ernstig benadeeld. Bij drie klaagschriften heeft klager het recht op drie verschillende momenten hierop te reageren.
Klager heeft niet op het eerste klaagschrift kunnen reageren. Hij is het er niet mee eens dat het derde klaagschrift bij het tweede klaagschrift is gevoegd, Hierdoor heeft klager niet kunnen ingaan op de gestelde schendingen van het EVRM, de BUPO en de
Grondwet. Klager wil een aparte beslissing over de geschonden mensenrechten. Klager meent dat er geen redenen waren hem af te zonderen. De signalenkaart is niet met hem besproken. Klager werd niet onrustig.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De afzondering loopt nog steeds door. Klager laatste medicatiedepot is hem in november 2016 toegediend. De inrichting zag enkele
verontrustende signalen. Klager geeft geen enkel inzicht in zijn belevingswereld.

3. De beoordeling
a.
De beroepscommissie komt tot het oordeel dat de beklagcommissie op goede gronden en met juistheid op dit onderdeel van het beklag heeft beslist. Na de schorsing van de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing, heeft het hoofd van de inrichting
besloten klager geen b-dwangbehandeling toe te dienen, hetgeen zo moet worden begrepen dat het hoofd van de inrichting zijn beslissing heeft ingetrokken. Wat er ook zij van klagers wens om toch een inhoudelijk oordeel te krijgen, heeft de
beklagcommissie terecht geoordeeld dat de grondslag van het beklag is komen te vervallen. Klager heeft daarom geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het beklag. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

b.
Op grond van artikel 34, eerste lid in verbinding met artikel 32, eerste lid, onder b, van de Bvt is het hoofd van de inrichting bevoegd een verpleegde af te zonderen, indien dit noodzakelijk is gelet op de handhaving van de orde of de veiligheid in de
inrichting.

Gelet op de signalen die klager enkele dagen voor de beslissing van 27 december 2016 heeft afgegeven, heeft het hoofd van de inrichting naar het oordeel van de beroepscommissie in redelijkheid kunnen besluiten klager af te zonderen, waardoor meer zicht
op zijn fysieke en psychische gesteldheid zou kunnen ontstaan. Klager was volgens het hoofd van de inrichting niet in te schatten en oninvoelbaar.

Ter zitting van de beroepscommissie heeft klager betoogd dat de signalenkaart niet met hem is besproken. De beroepscommissie geeft het hoofd van de inrichting in overweging dit alsnog te doen opdat voor klager helderder wordt waarom bepaalde
beslissingen jegens hem zijn of worden genomen. Dit doet verder aan vorenstaand oordeel van de beroepscommissie niet af. Klager wil voorts een aparte beslissing over de volgens hem geschonden mensenrechten. Ook verwijst hij naar enkele klachten die
niet
(apart) door de beklagcommissie zijn beoordeeld. De beroepscommissie oordeelt in beroep enkel over de aan klager opgelegde afzonderingsmaatregel en betrekt bij haar oordeel alle argumenten die klager heeft aangevoerd, dus ook zijn stelling dat de
beslissing in strijd zou zijn met enkele door hem genoemde mensenrechtenverdragen.

Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.M. Maanicus, voorzitter, drs. W.A.T. Bos en drs. M.R. Daniel MPM, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Kokee, secretaris, op 19 juni 2017

secretaris voorzitter

Naar boven