Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1141/GA, 30 juni 2017, beroep
Uitspraakdatum:30-06-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 17/1141/GA

betreft: [klager] datum: 30 juni 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichting Krimpen aan den IJssel,

gericht tegen een uitspraak van 29 maart 2017 van de beklagcommissie bij voormelde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de penitentiaire inrichting Krimpen aan den IJssel in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw, mr. C.G.J.E. Lut, om het beroep schriftelijk toe te
lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de beslissing van 20 januari 2017 tot afwijzing van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof
(IJ-2017-000131 en IJ-2017-000151).

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en de directeur opgedragen een nieuwe beslissing te nemen, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep als volgt toegelicht. Op 9 januari 2017 heeft de Koninklijke Marechaussee bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) een voorstel ingediend klager ongewenst
te verklaren. De IND heeft dit voorstel op 11 januari 2017 ontvangen en in behandeling genomen. Daartoe verwijst de directeur naar een bij het beroepschrift gevoegd schrijven van de IND. Nu het voorstel in behandeling is genomen, kan de afwijzing van
klagers verlofaanvraag niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

Klager en zijn raadsvrouw hebben het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet binnen de daarvoor gestelde termijn toegelicht.

3. De beoordeling
Klager is veroordeeld tot een (onvoorwaardelijke) gevangenisstraf van 42 maanden, wegens het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. Klager heeft zich op of omstreeks 24 april 2017 onttrokken aan zijn detentie.

Voorop dient te worden gesteld dat bij de beoordeling van verzoeken om algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het belang van de gedetineerde bij een goede en tijdige voorbereiding van zijn
terugkeer
in de maatschappij en anderzijds het belang van de samenleving bij een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde straf.

Op grond van artikel 4, onder l, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting kan het verlof worden geweigerd in geval van een gedetineerde die ongewenst is verklaard, ten aanzien van wie een procedure tot ongewenstverklaring loopt, tenzij
hieraan schorsende werking is verleend, of van wie vaststaat dat hij na detentie zal worden uitgezet.

Vaststaat dat ten aanzien van klager een voorstel is ingediend bij de IND om klager ongewenst te verklaren en dat de IND dit voorstel in behandeling heeft genomen. Met dit laatste is een procedure tot ongewenstverklaring aangevangen. De omstandigheid
dat ten aanzien van klager een procedure tot ongewenstverklaring loopt, en dat niet is gebleken dat daaraan schorsende werking is verleend, vormt naar het oordeel van de beroepscommissie een contra-indicatie voor verlofverlening. Mitsdien kan de
afwijzing van klagers verlofaanvraag op deze grond, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep van de directeur zal derhalve gegrond worden verklaard. De uitspraak van de
beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Boerhof, secretaris, op 30 juni 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven