Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1536/GV, 30 juni 2017, beroep
Uitspraakdatum:30-06-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 17/1536/GV

betreft: [klager] datum: 30 juni 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 9 mei 2017 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. M. de Reus om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. De afwijzende beslissing is gebaseerd op oude reclasseringsrapportages uit 2010 en 2011. Voor zijn huidige detentie had klager zijn leven op de rit. Hij herkent zich niet in het door de reclassering
geschetste beeld van hem. Voor 2011 kwam klager regelmatig in aanraking met de politie, maar niet met justitie. Hij gebruikte in die tijd ook drugs en dronk alcohol en kwam op de veelplegerslijst van de politie. Deze zaken zijn nooit voor de rechter
gekomen. Wat betreft de huidige detentie wordt klager verdacht van poging tot moord. Klager heeft dit altijd ontkend en heeft cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. Klager heeft tegen het slachtoffer gezegd dat hij niet hoeft te vrezen voor klager.
Klager
gaat in juni naar Exodus in Rotterdam, maar hij mag niet kort daarvoor op verlof. Wat betreft de interventies heeft klager in 2013 zijn KVV afgerond.

De raadsman heeft aangevoerd dat de weigeringsgronden onvoldoende zijn onderbouwd. Niet is gebleken waarom tot op heden de (kennelijk) geïndiceerd geachte interventies niet zijn aangeboden aan klager. Klager is sinds augustus 2012 gedetineerd en uit
het
selectieadvies volgt dat hij bereid is medewerking te verlenen aan interventies. Klager neemt deel aan het plusprogramma. Daarvoor dient meegewerkt te worden aan herstelgerichte detentie en een delictvrije toekomst, onder andere door het volgen van
trainingen. Het is dan ook onredelijk en onbillijk om klager tegen te werpen dat kennelijk niet aangeboden maar wel noodzakelijk geachte interventies niet zijn gevolgd. Verwezen wordt naar RSJ 7 februari 2013, 12/3943/GA en RSJ 12 juli 2016,
16/1857/GV.
Dit levert eveneens strijd op met het resocialisatiebeginsel van artikel 2, tweede lid, van de Pbw. Volgens de selectiefunctionaris wordt intramurale behandeling van essentieel belang geacht om het recidiverisico te beperken, maar uit het
reclasseringsadvies volgt dat het Dok uitdrukkelijk aangeeft dat verdiepingsdiagnostiek niet noodzakelijk wordt geacht en dat individuele behandeling ter voorkoming van nieuwe recidive extramuraal kan worden ingezet. De weigeringsgrond risico op
ongewenste confrontatie met het slachtoffer is niet onderbouwd. Bovendien is vanuit de inrichting positief geadviseerd onder de voorwaarde van een locatiegebod of –verbod. Wat betreft de maatschappelijke onrust wordt – ongemotiveerd – verwezen naar de
aard en de ernst van het delict. Verwezen wordt naar RSJ 8 juli 2016, 16/1594/GA, waarin is overwogen dat de aard en de ernst van het delict geen zelfstandige grond voor de afwijzing van de verlofaanvraag kan opleveren. Verder wordt nog aangevoerd dat
klager binnen de inrichting werkzaam is als algeheel reiniger en dat de laatste relevante disciplinaire straf in 2015 is opgelegd. Voorts zal hij op korte termijn gaan deelnemen aan een plaatsing in Exodus.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog. Intramurale behandeling wordt van essentieel belang geacht. Voorts stellen zowel de reclassering als het Openbaar Ministerie (OM)
dat het verlenen van vrijheden grote impact zal hebben op het slachtoffer en zal leiden tot maatschappelijke onrust. Aan de belangen van het slachtoffer moet in zaken als de onderhavige veel waarde worden gehecht. Er heeft geen onderzoek plaatsgevonden
naar zowel de impact van een mogelijk verlof op het slachtoffer als de maatschappelijke onrust waartoe dit zou kunnen leiden. Alvorens tot het verlenen van vrijheden wordt overgegaan, dient eerst het recidiverisico te worden ingeperkt. De einddatum van
klagers detentie ligt vooralsnog in december 2017 en derhalve is er nog voldoende tijd om diagnostiek en eventuele interventies intramuraal op te starten. Het verzoek om algemeen verlof wordt afgewezen gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in
artikel 4, onder b, e, g en i, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling).

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie De Schie heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, mits hieraan de voorwaarde van een locatieverbod voor de gemeente Den Haag met elektronische controle wordt verbonden.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Den Haag heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verzoek om verlof, gelet op de ernst van het feit, de impact daarvan op het slachtoffer en tevens gelet op het risico voor de maatschappij.
De politie heeft positief geadviseerd ten aanzien van het verlofadres.

De reclassering heeft op 1 maart 2017 een advies uitgebracht. De reclassering schat het recidiverisico als hoog in bij een ongewijzigde situatie. Geadviseerd wordt om klager in aanmerking te laten komen voor Binnen Beginnen (BB). Uit het advies volgt
dat de reclassering het van belang acht dat voorafgaand aan eventuele fasering een intake en diagnostiek zal plaatsvinden en dat op basis daarvan passende psychologische behandeling intramuraal ingezet kan worden. Er heeft echter een verandering
plaatsgevonden in de gehele situatie, nu klager in hoger beroep strafvermindering heeft gekregen, waardoor de termijnen voor fasering eerder van kracht zijn. Er heeft overleg plaatsgevonden met het Dok en gelet op de reeds beschikbare dossierinformatie
wordt verdiepingsdiagnostiek niet noodzakelijk geacht. Tevens heeft het Dok aangegeven dat individuele behandeling ter voorkoming van recidive extramuraal kan worden ingezet. De reclassering benadrukt dat het bij het toekennen van eventuele vrijheden
van belang is dat een goede inschatting wordt gemaakt van de kans op eventuele maatschappelijke onrust en de veiligheid voor alle partijen. Het uittreksel justitiële documentatie telt 12 pagina’s en klager staat geregistreerd als veelpleger, waarbij
hij
onder meer is veroordeeld wegens diverse gewelds- en vermogensdelicten. Klager heeft wel aangegeven medewerking te zullen verlenen aan recidive verminderende interventies. De reclassering heeft op 2 mei 2017 eveneens advies uitgebracht inzake
elektronische controle. Een combinatie van een locatieverbod ter bescherming van het slachtoffer en een locatiegebod met elektronische controle is geïndiceerd.

3. De beoordeling
Klager is in hoger beroep veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 jaren voor onder meer een poging tot moord. Daartegen heeft klager cassatie ingesteld. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt (vooralsnog) op of omstreeks 14 december 2017.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde om zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de
maatschappij en anderzijds het algemeen belang van (onder meer) de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf.

De beroepscommissie stelt vast dat omtrent klagers verzoek om algemeen verlof verschillend is geadviseerd. De directeur van de locatie De Schie adviseert positief ten aanzien van die verlofaanvraag, zij het onder voorwaarden. De politie adviseert
positief ten aanzien van het verlofadres. Daartegenover staan het onderbouwde negatieve advies van de advocaat-generaal bij het ressortparket en het reclasseringsadvies van 1 maart 2017. De advocaat-generaal heeft in eerste instantie negatief
geadviseerd met betrekking tot deelname aan een penitentiair programma vanwege het hoge recidiverisico, waardoor klager een gevaar voor de maatschappij vormt, en gelet op de ernst van het feit. In een nader advies van 29 maart 2017 heeft de
advocaat-generaal ten aanzien van het verzoek om algemeen verlof eveneens negatief geadviseerd, en wel op dezelfde gronden nu er geen sprake is van nieuwe informatie. De reclassering heeft het recidiverisico als hoog ingeschat en acht in dat kader
behandeling aangewezen. Verder is benadrukt dat het delict waarvoor klager is veroordeeld een grote impact zal hebben gehad op het slachtoffer. Namens de Staatssecretaris is aangevoerd dat geen onderzoek heeft plaatsgevonden naar de impact van een
mogelijk verlof op het slachtoffer en de maatschappelijke onrust en dat eerst het recidiverisico dient te worden ingeperkt, alvorens over te gaan tot het verlenen van vrijheden. De beroepscommissie overweegt dat, hoewel sommige risico’s (mogelijk) door
toepassing van bijzondere voorwaarden ingeperkt kunnen worden, het recidiverisico als hoog wordt ingeschat, welke inschatting begrijpelijk is gelet op de daarvoor door de reclassering gegeven onderbouwing. Ten aanzien van het recidiverisico is namens
klager aangevoerd dat het hem niet kan worden tegengeworpen dat hij de noodzakelijk geachte interventies nog niet heeft ondergaan. Uit het advies vrijheden maakt de beroepscommissie op dat door de casemanager tijdig een aanvraag voor deelname aan BB
was
neergelegd bij de reclassering. In hoger beroep is aan klager echter een lagere straf opgelegd, waardoor de faseringsdatum in de tijd naar voren is geschoven en daarop geanticipeerd diende te worden. Klager is aangemeld bij Exodus voor behandeling ter
voorkoming van recidive. Bovenstaande neemt echter niet weg dat in dit stadium, zonder behandeling, het als hoog ingeschatte recidiverisico een contra-indicatie vormt voor verlofverlening. Bovendien heeft nog geen onderzoek plaatsgevonden naar de
gevolgen van een eventueel verlof van klager voor het slachtoffer.

Gelet op vorengaande kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b, e, g en i. van de Regeling, niet als onredelijk of onbillijk
worden
aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 30 juni 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven