Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/0515/TB, 26 juni 2017, beroep
Uitspraakdatum:26-06-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 17/515/TB

betreft: [klager] datum: 26 juni 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S. Marjanovic, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 7 februari 2017 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 2 juni 2017, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S. Marjanovic, en namens de Staatssecretaris [...], werkzaam bij de Dienst Justitiële
Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie.
Als toehoorder was aanwezig, S.C. Vogel, stagiaire bij de Raad.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager over te plaatsen naar FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak veroordeeld tot 24 maanden gevangenisstraf en ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Op 16 mei 2014 heeft de Staatssecretaris beslist tot plaatsing van
klager in FPC Dr. S. van Mesdag. Op 21 oktober 2015 heeft de Staatssecretaris beslist tot plaatsing van klager in FPC De Kijvelanden. Op 13 december 2016 heeft klager verzocht om overplaatsing naar een andere inrichting. Op 19 januari 2017 heeft FPC De
Kijvelanden om overplaatsing van klager verzocht. Op 7 februari 2017 heeft de Staatssecretaris beslist tot plaatsing van klager in FPC Dr. S. van Mesdag.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
Klager heeft bezwaar tegen zijn plaatsing in FPC Dr. S. van Mesdag (verder: Van Mesdag), omdat hij in 2015 juist is weggeplaatst uit die inrichting vanwege de ontstane behandelimpasse. Hij verbleef na een incident met een personeelslid vanaf 7 mei 2014
onder erbarmelijke omstandigheden op een afdeling voor verpleegden met de status extreem vlucht- of beheersgevaarlijk (EVBG). Er kon geen voortgang in zijn behandeling worden bereikt, omdat de inrichting niet meer objectief naar klager kon kijken.
Als gevolg van een ernstig incident in FPC De Kijvelanden (verder: De Kijvelanden) waarbij een patiënt een personeelslid doodde, heeft De Kijvelanden begin februari 2017 besloten met spoed alle ‘moeilijke’ patiënten, onder wie klager, over te plaatsen.
De directe aanleiding van de spoedoverplaatsing naar FPC Dr. S. van Mesdag was derhalve niet het incident tussen klager en een medepatiënt op 31 januari 2017. Klager vindt het bezwaarlijk dat hij nu wederom in de Van Mesdag is geplaatst nu zijn
ervaringen destijds zeer negatief zijn geweest.
Bovendien is aan klagers raadsvrouw gezegd dat het een tijdelijke plaatsing was. Dit blijkt ook uit het overgelegde verslag van de over klager gehouden zorgconferentie van 30 maart 2017. Het is dan ook niet de vraag óf overplaatsing uit de Van Mesdag
dient plaats te vinden maar wanneer. Klager heeft beroep ingesteld om te voorkomen dat hij langer dan noodzakelijk in de Van Mesdag zal moeten verblijven. De dwangmedicatie die nodig zou zijn, kan worden toegepast in FPC Veldzicht of FPC De
Pompestichting. Klager heeft geen hoop dat een nieuwe behandelpoging in de Van Mesdag zou kunnen slagen.
De stelling van de Staatsecretaris dat is afgesproken dat in de Van Mesdag met dwangmedicatie zal worden gestart, is minder relevant: klager verblijft reeds sinds begin februari 2017 in de inrichting en de dwangmedicatie wordt pas volgende week
opgestart.
Voorts levert overplaatsing naar de Van Mesdag onoverkomelijke problemen op in verband met de reistijd van zijn sociale netwerk. Klagers ouders wonen in Den Haag en het is voor hen om financiële redenen onmogelijk regelmatig naar Groningen af te
reizen.

Klager wil in FPC Veldzicht dan wel FPC De Pompestichting, locatie Vught, worden geplaatst. Hij zal er alles aan doen om overgeplaatst te worden.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt – zakelijk weergegeven – ingenomen.
De directe aanleiding voor de beslissing van 7 februari 2017 was een incident op 31 januari 2017 waarbij een handgemeen plaatsvond tussen klager en een medepatiënt gevolgd door dreigende en agressieve uitlatingen van klager richting het personeel
waardoor klager met spoed diende te worden overgeplaatst. Aan de beslissing tot overplaatsing ligt, anders dan klager suggereert, geen andere reden ten grondslag. Vanwege klagers EVBG-status kon hij maar in een beperkt aantal inrichtingen worden
opgenomen (de FPC’s De Kijvelanden, Van Mesdag, Veldzicht en De Pompestichting, locatie Vught). Alleen de Van Mesdag had plaats. Het betreft verder een ‘gewone’ overplaatsing.
Bij de beslissing tot overplaatsing naar de Van Mesdag zijn tevens de overwegingen van de EVBG-commissie in haar verslag van 1 december 2016 betrokken. De EVBG-commissie adviseerde nadrukkelijk in de Van Mesdag zeer grondig de diagnostiek nogmaals in
kaart te brengen en, als daar aanknopingspunten voor zouden zijn, opnieuw (langdurig) dwangmedicatie toe te passen. Dit was ook de uitkomst van de zorgconferentie waar is afgesproken dat in de Van Mesdag wordt gestart met dwangmedicatie en na drie
maanden een tussenevaluatie plaatsvindt. Afhankelijk van die evaluatie wordt bezien of klager in de Van Mesdag blijft of dat hij wordt overgeplaatst. Ieder half jaar staat een zorgconferentie gepland. Dwangmedicatie ziet men als de enige manier om een
ingang te creëren voor een behandeling. Zonder medicatie komt behandeling niet van de grond. Tijdens klagers eerdere plaatsing in de Van Mesdag zag men dat het door medicatie beter ging met klager; er waren minder incidenten. In de zorgconferentie is
verder besproken dat de dwangmedicatie het beste kan worden opgestart in de Van Mesdag, zodat die inrichting door klager kan worden gezien als de ‘boeman’ en een opvolgende inrichting door hem als meer neutraal kan worden beschouwd. Het heeft enige
tijd
geduurd voordat de dwangmedicatie kon worden opgestart in verband met het inwinnen van een second opinion en dergelijke. Gezien het advies van de EVBG-commissie en het gegeven dat niet vaststaat dat bezoek van klagers netwerk in positieve zin zal
bijdragen aan klagers behandeling heeft de Staatssecretaris besloten klager in de Van Mesdag te plaatsen.
Ten slotte wenst de Staatssecretaris op te merken dat de beroepscommissie thans de beslissing van 7 februari 2017 dient te beoordelen en niet ‘een nieuw overplaatsingsverzoek’.

4. De beoordeling
Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Uit de stukken volgt dat klager heeft verzocht om overplaatsing vanuit De Kijvelanden naar een andere inrichting. Bij beslissing van 19 januari 2017 heeft de Staatsecretaris beslist het verzoek van klager toe te staan en beslist dat na ontvangst van
het
overplaatsingsverzoek van De Kijvelanden hiertoe een besluit zou worden genomen, waarbij rekening diende te worden gehouden met klagers EVBG-status waardoor de keuze voor andere inrichtingen dan De Kijvelanden beperkt was tot de FPC’s Van Mesdag,
Veldzicht en de Pompestichting, locatie Vught. Bij besluit van 7 februari 2017 is beslist tot plaatsing van klager in de Van Mesdag.

De Staatssecretaris heeft aangevoerd dat de directe aanleiding voor de beslissing van 7 februari 2017 een incident was dat plaatsvond op 31 januari 2017 waarbij een handgemeen plaatsvond tussen klager en een medepatiënt, gevolgd door dreigende en
agressieve uitlatingen richting het personeel waardoor klager met spoed diende te worden overgeplaatst. Dit is betwist door klager: zijn overplaatsing zou het gevolg zijn van een ernstig incident in De Kijvelanden waarbij klager niet was betrokken,
waarna werd besloten met spoed alle ‘moeilijke’ patiënten, onder wie klager, over te plaatsen.
Naar het oordeel van de beroepscommissie kan in het midden blijven wat precies de directe aanleiding is geweest klager over te plaatsen, nu dit voor de verdere beoordeling niet van belang is. Wel relevant is de constatering dat het om een
spoed/crisisoverplaatsing ging en dat (op 7 februari 2017) voor EVBG-patiënten als klager alleen plaats was in de Van Mesdag. Bij die stand van zaken was het vanwege de vereiste spoed niet onredelijk klager op 7 februari 2017 naar die inrichting over
te
brengen.

De bestreden beslissing betreft echter een reguliere overplaatsing voor in beginsel onbepaalde tijd. Die beslissing moet worden bezien tegen de achtergrond van het overplaatsingstraject dat al in gang was gezet vanwege de in De Kijvelanden ontstane
behandelimpasse. De Staatssecretaris heeft in zijn keuze voor de Van Mesdag betrokken dat de EVBG-commissie op 1 december 2016 had geadviseerd in de Van Mesdag nogmaals grondig de diagnostiek in kaart te brengen en eventueel opnieuw dwangmedicatie toe
te passen. Het advies dat in de Van Mesdag te doen, is louter gebaseerd op het feit dat klagers toestandsbeeld bij zijn eerdere verblijf in de Van Mesdag leek te verbeteren door medicatie. Blijkens het door de raadsvrouw overgelegde verslag van de op
30
maart 2017 gehouden zorgconferentie, is klagers verblijf in de Van Mesdag als feitelijk gegeven tot uitgangspunt genomen en is afgesproken dat klager vooralsnog in de Van Mesdag zou blijven en dat in die inrichting met dwangmedicatie zou worden
begonnen. Een eventuele overplaatsing naar een andere inrichting zou pas later aan de orde komen.

Klager heeft eerder bijna 1,5 jaar in de Van Mesdag verbleven. Toen daar een volledige behandelimpasse ontstond, heeft de inrichting verzocht om overplaatsing van klager. Klager stond achter dat verzoek omdat hij alle vertrouwen in de inrichting had
verloren.
In dat licht is naar het oordeel van de beroepscommissie de beslissing klager weer over te plaatsen naar de Van Mesdag onvoldoende onderbouwd, nu niet blijkt dat is onderzocht of in Veldzicht of de locatie Vught van de Pompestichting mogelijkheden
bestonden voor plaatsing van klager na zijn tijdelijke verblijf in de Van Mesdag in het kader van zijn crisisplaatsing. De omstandigheid dat de EVBG-commissie had geadviseerd klager in de Van Mesdag te plaatsen, kan daar – gelet op de grondslag van dat
advies – niet aan afdoen. Hetzelfde geldt voor de op de zorgconferentie gemaakte afspraken, mede in aanmerking genomen dat daarbij is uitgegaan van klagers verblijf in de Van Mesdag. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de Staatssecretaris op uiterlijk binnen een maand na ontvangst van en met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, mr. drs. L.C. Mulder en mr. J.M.L. Niederer, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster secretaris, op 26 juni 2017

secretaris voorzitter

Naar boven