Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1923/GB, 26 juni 2017, beroep
Uitspraakdatum:26-06-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 17/1923/GB

Betreft: [klager] datum: 26 juni 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. V.P.J. Tuma, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 8 juni 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de oproep zich op 29 juni 2017 te melden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel ongegrond verklaard.

2. De feiten
Op 26 mei 2017 is klager opgeroepen zich op 29 juni 2017 te melden in de p.i. Krimpen aan de IJssel voor het ondergaan van 60 dagen gevangenisstraf. Op 7 juni 2017 heeft klager hiertegen een bezwaarschrift ingediend, dat op 8 juni 2017 ongegrond is
verklaard.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Dat hij, zoals de selectiefunctionaris stelt, al sinds 7 juni 2016 bekend is met de veroordeling en daarom (tijdig) voorzorgsmaatregelen had kunnen treffen met
betrekking
tot de continuïteit van de bedrijfsvoering, acht klager onbegrijpelijk. Hij heeft pas op 26 mei 2017 een oproep tot melden ontvangen en wist derhalve pas vanaf dat moment dat hij zich diende te melden. Dit was een te korte periode om de noodzakelijke
maatregelen te kunnen treffen. Ten slotte kan hij, voor de opvang van zijn gehandicapte kind, geen beroep op familie doen. Terugvallen op Bureau Jeugdzorg is gezien de aard en ernst van de beperkingen van zijn kind, vanuit pedagogisch opzicht evenmin
een optie.
Ter onderbouwing van zijn standpunt verwijst klager naar een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel inzake het zorgbedrijf, een brief van het Medisch Spectrum Twente over klagers gehandicapte zoon en een brief van het
Universitair Medisch Centrum Groningen over een ‘zorgcliënt’ van het zorgbureau.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Slechts in uitzonderlijke omstandigheden wordt uitstel verleend. Voorop staat de noodzaak tot tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf. Klager
heeft zijn standpunt dat hij de eigenaar van een zorgbureau is, niet met stukken onderbouwd. Klager is sinds de datum van de uitspraak, 7 juni 2016, bekend met de noodzaak tot tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf. Wat de verzorging en opvang van
klagers kind betreft, kan klager een beroep op Bureau Jeugdzorg of het Centrum voor Werk en Gezin in zijn woonplaats of regio doen. Ook kunnen wellicht familieleden, vrienden en bekenden ondersteuning bieden. Bovendien heeft klager in bezwaar
aangegeven
dat de zorg kan worden afgewenteld op zijn partner, maar hiervoor wel de nodige voorzieningen getroffen moeten worden. Klager heeft geen bewijsstukken overgelegd waaruit blijkt welke voorzieningen getroffen moeten worden.

4. De beoordeling
Klager heeft verzocht om uitstel van zijn meldplicht in verband met de zorg voor zijn gehandicapte zoon en de omstandigheid dat hij de eigenaar van een zorgbureau is.
Klager stelt dat hij onvoldoende gelegenheid heeft gehad voorzorgsmaatregelen voor zijn zorgbureau te treffen. Hij is echter in ieder geval sinds 6 juli 2016, de datum van zijn veroordeling, bekend met de noodzaak tot tenuitvoerlegging. Klager heeft
onvoldoende geconcretiseerd dat hij onvoldoende gelegenheid heeft gehad een waarnemer te regelen. Ook zijn standpunt dat hij voor de verzorging van zijn gehandicapte zoon geen beroep op familieleden, vrienden of Bureau Jeugdzorg kan doen, heeft hij
onvoldoende onderbouwd.
Gelet op het vorenstaande is dan ook onvoldoende gebleken van een noodzaak tot uitstel van de meldplicht. De selectiefunctionaris heeft het verzoek daarom in redelijkheid kunnen afwijzen. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 26 juni 2017

secretaris voorzitter

Naar boven