Nummer: 17/729/GB
Betreft: [Klager] datum: 23 mei 2017
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.W.J. Faber, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 22 februari 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Klager is, bijgestaan door zijn raadsman mr. C.W.J. Faber, op 28 april 2017 door een lid van de Raad gehoord. Van dit horen is een verslag opgemaakt dat aan klager en zijn raadsman, alsmede aan de selectiefunctionaris is verzonden.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem vanuit de extramurale fase terug te plaatsen in de inrichting voor stelselmatige daders (ISD) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 12 maart 2015 gedetineerd. Hij verbleef in de Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA) Coornhert te Vught in het kader van de extramurale fase van de aan hem opgelegde ISD-maatregel. Bij beslissing van 28 december 2016 is hij
teruggeplaatst in de ISD van de p.i. Vught, waar een regime van beperkte gemeenschap geldt.
3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager betwist in FPA Coornhert tussen twee personen te hebben gestookt en stelt hiertoe fysiek niet in staat te zijn vanwege zijn slechte gezondheidstoestand en persoonlijke omstandigheden. Gedurende zijn verblijf in de FPA is hij meermaals in het
ziekenhuis opgenomen geweest vanwege longontstekingen en heeft hij langere periodes ziek op bed gelegen. Daarnaast mocht klager drie- tot viermaal per week met verlof om zijn terminaal zieke vrouw, die niet lang meer te leven heeft, te bezoeken.
Hieruit
blijkt dat hij geen gelegenheid heeft gehad om te stoken.
Voor zover klager is teruggeplaatst, omdat hij niet actief genoeg betrokken zou zijn geweest bij de activiteiten die in de FPA werden aangeboden, stelt hij dat de FPA hem, vanwege zijn gezondheidstoestand en persoonlijke omstandigheden, heeft
geadviseerd rustig aan te doen. De stukken in het dossier spreken elkaar daarenboven tegen, nu klager blijkens de informatie van de FPA niet gemotiveerd zou zijn, terwijl hij door de inrichting wel als gemotiveerd wordt omschreven. Klager is niet
gehoord alvorens hij vanuit de FPA is teruggeplaatst.
Klager erkent dat hij een time-out heeft gehad in verband met middelengebruik. Na terugkomst van zijn time-out heeft hij echter zijn volledige medewerking verleend aan het doen slagen van de extramurale fase. Voorts is hij volledig abstinent gebleven
en
is middelengebruik niet langer aan de orde.
Verwezen wordt bovendien naar RSJ 11 februari 2016, 15/3916/GB, en RSJ 9 mei 2016, 16/0317/GB. Hieruit blijkt dat de beroepscommissie nagaat of de beslissing tot terugplaatsing bij afweging van alle in aanmerking komende belangen als onredelijk en
onbillijk kan worden aangemerkt.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Uit informatie van de FPA van 29 december 2016 komt naar voren dat klager zich reeds vanaf het begin van zijn verblijf aldaar weinig gemotiveerd heeft getoond ten aanzien van de behandeling en dat zich enkele keren een terugval met betrekking tot
middelengebruik heeft voorgedaan. Voorts was de verstandhouding binnen klagers woongroep in de FPA dusdanig verslechterd dat deze onherstelbaar leek te zijn verstoord. Klagers positie binnen de woongroep, die reeds lastig was, is enkele dagen voor zijn
terugplaatsing onhoudbaar geworden, als gevolg waarvan een dusdanige conflictsituatie was ontstaan dat de kans op een ernstig incident groot werd geacht.
Ingevolge artikel 44l, derde lid, van de Penitentiaire maatregel (Pm) wordt aan de plaatsing buiten de inrichting in de laatste fase de voorwaarde verbonden dat de gedetineerde zich gedraagt overeenkomstig de aanwijzingen van de trajectcoördinator en
degenen die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van het programma. Ondanks het feit dat klager verscheidene kansen heeft gekregen zijn behandeling bij de FPA voort te zetten, is besloten de behandeling te beëindigen. Dit is geen beslissing van de
selectiefunctionaris geweest. De selectiefunctionaris heeft vervolgens, ingevolge artikel 44m van de Pm en op de grondslag van het selectieadvies van de directeur van de p.i. Vught, besloten klager terug te plaatsen in de inrichting.
De selectiefunctionaris acht naar aanleiding van het eindverslag van de FPA geen noodzaak tot het (laten) bespreken van een herplaatsing aanwezig.
3.3. De directeur van de p.i. Vught heeft geadviseerd tot beëindiging van de extramurale fase van de ISD-maatregel. Klager heeft verscheidene terugvallen gehad met betrekking tot middelengebruik. Op 14 juli 2016 heeft hij een berisping gekregen en
op
1 september 2016 heeft hij een officiële waarschuwing gekregen, waaraan de voorwaarde was verbonden dat hij bij het volgende middelengebruik zou worden teruggeplaatst in de inrichting in het kader van een time-out. Op 16 september 2016 heeft klager
opnieuw een terugval in middelengebruik gehad, waarna hij is teruggeplaatst in de inrichting. Op 5 oktober 2016 is klager wederom in de FPA geplaatst. De behandeling van klager verliep reeds geruime tijd niet goed en klager lag reeds niet goed in de
woongroep. Nadat klager tussen twee personen heeft gestookt, is een dreigende en onhoudbare situatie ontstaan.
4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 44m, eerste lid, van de Pm kan de selectiefunctionaris, indien een gedetineerde niet of niet meer in staat of bereid is deel te nemen aan het ISD-programma in de laatste fase buiten de inrichting, dan wel te voldoen aan de
daaraan verbonden voorwaarden, op de grondslag van een advies van de directeur de gedetineerde terugplaatsen in de inrichting.
4.2. De beroepscommissie constateert dat de FPA, al dan niet in overleg met de inrichting, heeft besloten klagers behandeling te beëindigen. Deze beslissing is, blijkens het (eind)verslag van de FPA Coornhert van 29 december 2016, gebaseerd op het
feit dat klager zich niet gemotiveerd toonde ten aanzien van zijn behandeling en verscheidene malen een terugval in middelengebruik heeft gehad, en op zijn lastige positie in de woongroep. De verstandhouding in de woongroep is dusdanig verslechterd dat
deze onherstelbaar leek te zijn verstoord. Enkele dagen voordat klagers behandeling is beëindigd, is klagers positie binnen de woongroep onhoudbaar geworden. Vanwege de ontstane conflictsituatie werd de kans op een ernstig incident tussen groepsgenoten
groot geacht, waarbij voorts de veiligheid van het personeel in het geding was. Als gevolg hiervan is besloten klagers behandeling per direct te beëindigen, waarna klager op 23 december 2016 is teruggeplaatst in de p.i. Vught.
4.3. Gelet op het voorgaande acht de beroepscommissie de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet onredelijk of onbillijk, temeer daar klagers
behandeling op dat moment reeds was beëindigd. Hierbij is mede in aanmerking genomen dat de hiervoor bedoelde beslissing is genomen op de grondslag van een advies van de directeur van de p.i. Vught. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 23 mei 2017.
secretaris voorzitter