Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/0879/JA, 26 mei 2017, beroep
Uitspraakdatum:26-05-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 17/879/JA

betreft: [klager] datum: 26 mei 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Teylingereind te Sassenheim,

gericht tegen een uitspraak van 13 februari 2017 van de beklagcommissie bij voormelde j.j.i., gegeven op een klacht van [...], geboren op [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 mei 2017, gehouden in de rechtbank te Utrecht, zijn gehoord de directeur [...], de juridisch medewerker [...] en de kantoorgenoot van klagers raadsvrouw, mr. J. Gunning.

Klager heeft afstand gedaan van het recht om ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie, voor zover daartegen beroep is ingesteld
Het beklag betreft de (verlenging) van de ordemaatregel van uitsluiting van activiteiten ingaande op 5 oktober 2016 in verband met het vermoeden dat klager in het bezit was van een mobiele telefoon (TE 2016/341).

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en klager een tegemoetkoming van € 10,= toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
Door en namens de directeur is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Bij verlenging van de ordemaatregel dient beoordeeld te worden of er nog een voldoende klemmende grond is voor het voortduren van de uitsluiting. De beklagcommissie is er ten onrechte vanuit gegaan dat er zwaardere eisen worden gesteld aan de
motivering
tot verlenging voor wat betreft de doelmatigheid, subsidiariteit en proportionaliteit. De ordemaatregel is opgelegd in verband met het vermoeden van het bezit van een mobiele telefoon vanwege meerdere uitslagen van de mobifinder. Volgens de
beklagcommissie is niet gebleken dat na 5 oktober 2016 nog zinvol aanvullend onderzoek heeft plaatsgevonden en is de klacht tegen de verlenging van de ordemaatregel gegrond, terwijl zij het beklag tegen de oorspronkelijke ordemaatregel ingaande op 3
oktober 2016 ongegrond heeft verklaard omdat de onderzoeksgegevens van de mobifinder nader onderzoek en de oplegging van een ordemaatregel rechtvaardigden. Er was nog ruim voldoende noodzaak voor de ordemaatregel. Uit het rapport van bevindingen van 4
oktober 2016 blijkt dat er zeventien meldingen van een mobiele telefoon waren. Mobiele telefoons kunnen tegenwoordig heel klein zijn. Klager weigerde mee te werken aan fouillering en visitatie en dit heeft niet plaatsgevonden om escalatie te voorkomen.
Op 6 oktober 2016 vertoonde klager verdacht gedrag. Gedurende de verlenging van de ordemaatregel kon klager goed in de gaten worden gehouden en is geprobeerd om met hem het gesprek aan te gaan om hem te bewegen alsnog mee te werken aan fouillering en
visitatie.

Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Verzocht wordt om het beroep van de directeur ongegrond te verklaren. Bij verlenging van een ordemaatregel worden strengere eisen gesteld. Met name gaat het om de vraag of er noodzaak was voor de verlenging. Dit is in de verslaglegging niet duidelijk
verwoord. De ordemaatregel is verlengd voor onderzoek maar dit heeft niet plaatsgevonden. De verlenging was bedoeld om klager tot afgifte van de mobiele telefoon te brengen. De beklagcommissie heeft terecht overwogen dat de ordemaatregel hiervoor niet
is bedoeld. Deze vorm van druk uitoefenen is niet in de wet geregeld.

3. De beoordeling
Het beklag betreft (feitelijk) de verlenging van een ordemaatregel van uitsluiting van activiteiten als vermeld in artikel 24, eerste lid, van de Bjj. Uit artikel 24, tweede lid, vande Bjj volgt dat de directeur deze uitsluiting telkens voor
ten
hoogste twee dagen kan verlengen, indien hij tot het oordeel is gekomen dat de noodzaak tot uitsluiting nog bestaat.
Hieruit volgt naar het oordeel van de beroepscommissie dat bij de beslissing tot verlenging van de ordemaatregel niet kan worden volstaan met een enkele herhaling van de motivering. Dat de noodzaak tot uitsluiting nog bestaat dient onderbouwd te worden
met actuele feiten en omstandigheden.

Uit een door de inrichting overgelegd rapport GSM detectie van 4 oktober 2016 volgt dat in de nacht van 3 op 4 oktober 2017 de mobifinder, die in klagers verblijfsruimte was gezet, zeventien keer melding heeft gemaakt van een mobiele telefoon. Ter
zitting is toegelicht dat ook tijdens de verlenging van de ordemaatregel telkens in gesprek is gegaan met klager maar dat hij bleef weigeren om mee te werken aan fouillering en visitatie.
De beroepscommissie overweegt dat voldoende actuele feiten en omstandigheden zijn aangevoerd om tot het oordeel te komen dat de noodzaak tot uitsluiting van activiteiten ten tijde van de verlengingsbeslissing nog steeds bestond. De bestreden beslissing
van de directeur kan derhalve niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep van de directeur gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre vernietigen en het beklag alsnog ongegrond
verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, drs. H. Heddema en prof. Dr. F. Boer, leden, bijgestaan door mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 26 mei 2017

secretaris voorzitter

Naar boven