Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/4154/GB, 16 januari 2017, beroep
Uitspraakdatum:16-01-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/4154/GB

Betreft: [Klager] datum: 16 januari 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. T. van Riel, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 19 december 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 13 mei 2015 gedetineerd. Hij verbleef als arrestant in de p.i. Middelburg. Op 1 december 2016 is hij geplaatst in de gevangenis van de p.i. Dordrecht, waar een regime van beperkte gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager vreest dat zijn v.i.-traject in het gedrang zal komen door de plaatsing in de p.i. Dordrecht. De verslavingsreclassering te Middelburg, waarmee klager regelmatig overleg had, begeleidt klager in zijn v.i.-traject. De plaatsing bemoeilijkt het
contact, nu klager daartoe enkel nog schriftelijk kan worden benaderd. Het door de verslavingsreclassering op te maken rapport zal door de plaatsing derhalve vertraging oplopen. Daarnaast had klager naar zijn zeggen op circa twintig woningen in
Middelburg gereageerd en ontving hij een Wajong-uitkering. Door de plaatsing is zijn uitkering stopgezet en zijn alle afspraken met de woningbouw vervallen.
De beslissing tot plaatsing in de p.i. Dordrecht is volgens klager gebaseerd op zijn weigering medewerking te verlenen aan het afnemen van een urinecontrole bij een vrouwelijke inrichtingsmedewerker. Het feit dat het niet mogelijk was de urinecontrole
bij een mannelijke inrichtingsmedewerker te ondergaan, kan volgens klager niet aan hem worden tegengeworpen.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft zich tijdens zijn deelname aan een penitentiair programma (p.p.) onttrokken aan zijn detentie, waarna hij als arrestant is ingesloten in de p.i. Middelburg. Een arrestant kan niet langer dan acht weken in een arrestantenregime verblijven.
Nu klagers strafrestant de wettelijk toegestane periode in een arrestantenregime van acht weken oversteeg en plaatsing in de gevangenis van de p.i. Middelburg – vanwege een capaciteitsgebrek – niet mogelijk was, is hij in de gevangenis van de p.i.
Dordrecht geplaatst.
De rechtbank heeft de reclassering opdracht gegeven een rapport uit te brengen teneinde een beslissing te kunnen nemen over de herroeping van klagers v.i. Dit rapport diende op 20 december 2016 bij de rechtbank te worden ingediend. Uit inlichtingen van
klagers casemanager op 28 december 2016 is gebleken dat het rapport tijdig bij de rechtbank is ingediend. De plaatsing in de p.i. Dordrecht heeft derhalve geen vertraging opgeleverd, aldus de selectiefunctionaris.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis van de p.i. Dordrecht is een gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Klager, die in eerste aanleg is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van beperkte gemeenschap worden geplaatst.

4.3. Vaststaat dat klager zich van 29 september 2016 tot 4 oktober 2016 heeft onttrokken aan zijn detentie. Op 4 oktober 2016 is klager als arrestant in de p.i. Middelburg geplaatst. Ingevolge artikel 7, tweede lid, van de Regeling selectie,
plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling) en de toelichting op dit artikel (wijziging van de Regeling met ingang van 6 november 2013, Stcrt. 2013, nr. 33232) verblijft een arrestant gedurende de eerste acht weken van zijn detentie in
een (sober) arrestantenregime. Na acht weken wordt de arrestant in een gevangenis met een regime van beperkte gemeenschap geplaatst. Nu, zoals de selectiefunctionaris heeft gesteld en door klager niet is weersproken, plaatsing in de gevangenis van de
p.i. Middelburg vanwege capaciteitsproblemen niet tot de mogelijkheden behoorde, heeft de selectiefunctionaris klager in redelijkheid kunnen selecteren voor de gevangenis van de p.i. Dordrecht. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing
van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De door klager in beroep aangevoerde negatieve effecten van de plaatsing doen hieraan niet af, nu – zoals
reeds hiervoor is overwogen – een plaatsing in de gevangenis van de p.i. Middelburg niet tot de mogelijkheden behoorde. Van de door klager genoemde reden voor zijn plaatsing is de beroepscommissie niets gebleken. Ook de door klager gevreesde vertraging
van de reclasseringsrapportage heeft kennelijk niet plaatsgevonden. De beroepscommissie overweegt overigens dat klager, door zich te onttrekken aan de detentie, de daarop volgende problematiek grotendeels over zichzelf heeft afgeroepen. Het beroep zal
ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 16 januari 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven