Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3790/TA, 16 januari 2017, beroep
Uitspraakdatum:16-01-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/3790/TA

betreft: [klager] datum: 16 januari 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

het hoofd van FPC Van der Hoevenkliniek te Utrecht, verder te noemen de inrichting,

gericht tegen een uitspraak van 1 november 2016 van de beklagcommissie bij genoemde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 20 december 2016, gehouden in de het justitieel complex Zaanstad, is gehoord [...], juridisch medewerker bij voormelde tbs-inrichting.

Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het te strak zitten van handboeien tijdens het vervoer naar het ziekenhuis op 11 augustus 2016 waardoor er striemen op klagers polsen zijn ontstaan.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en klager een tegemoetkoming van € 100,= toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het beklag heeft betrekking op de bejegening van klager door de medewerkers van DV&O. Er is geen sprake van een beslissing van het hoofd van de inrichting of een beslissing die voor rekening van het hoofd van de inrichting dient te komen.
Voor 11 augustus 2016 is vervoer naar het ziekenhuis aangevraagd voor klager. Op de aanvraag is aangegeven ‘extra beveiligd vervoer’. Hierbij worden handboeien gebruikt. Na terugkomst uit het ziekenhuis is geconstateerd dat er striemen op klagers
polsen
waren ontstaan. De inrichting is hiervoor niet verantwoordelijk. Verwezen wordt naar RSJ 5 januari 2015, 14/3812/TA en RSJ 19 november 2013, 14/2867/GA. Het gaat hier om de wijze van bejegenen c.q. de feitelijke uitvoering door DV&O. Klager had geen
bezwaar tegen het aanbrengen van handboeien. Er zijn foto’s gemaakt van de striemen. Verzocht wordt om klager alsnog niet-ontvankelijk te verklaren in het beklag.
Nadien is door de locatiemanager contact opgenomen met DV&O. Bij DV&O zou besproken worden dat het niet de bedoeling is dat verpleegden pijn ondervinden bij het gebruik van handboeien. De inrichting kan niet goed beoordelen of klager zijn armen goed
heeft gehouden. Het is wel bijzonder dat, indien correct zou zijn gehandeld, er striemen op de polsen ontstaan. Bij vorige ziekenhuisbezoeken was hiervan geen sprake.
Het wetsvoorstel, waarin het klachtrecht in verband met het vervoer door DV&O zal worden geregeld, ligt bij Tweede Kamer.
Het betreft een principieel beroep. Dit is uitgelegd aan klager. De tegemoetkoming is al aan hem uitbetaald en hoeft niet terugbetaald te worden. Klager wordt zijn gelijk gegund.

Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Bij besluit van 19 juli 2010 is door de toenmalige Minister van Justitie een Commissie van Toezicht ingesteld bij DV&O. Bij deze Commissie van Toezicht is nog geen beklagcommissie ingesteld die klachten over (uitvoerings)beslissingen tijdens het
vervoer
zal beoordelen. Het wetsvoorstel 33844 waarin onder meer de instelling van een dergelijke beklagcommissie zal worden geregeld is sinds 2014 aanhangig bij de Tweede Kamer. Verpleegden kunnen zich derhalve met klachten over vervoer door DV&O nog niet
wenden tot een daartoe ingestelde klachtencommissie.
De beroepscommissie benadrukt dat zij het van groot belang acht dat de wetgever duidelijkheid schept en uitvoering geeft aan het sinds lange tijd aanhangige wetsvoorstel.

Vooralsnog kunnen verpleegden op dit moment niet rechtstreeks een klacht indienen bij DV&O. In de huidige situatie wordt op grond van de Bvt beoordeeld of het hoofd van de inrichting verantwoordelijk kan worden gehouden voor klachten die het gevolg
zijn
van het in opdracht van het hoofd van de inrichting uitgevoerde vervoer.

Door of namens het hoofd van de inrichting is aan DV&O verzocht om klager naar het ziekenhuis te vervoeren. Door DV&O is beslist dat omdat sprake zou zijn van vluchtgevaar extra beveiligd vervoer noodzakelijk was. Klager had letsel aan een been en om
die reden zijn hem in plaats van een broekstok handboeien aangelegd.
Klager beklaagt zich over het te strak zitten van de handboeien waardoor striemen op zijn polsen zijn ontstaan.

De beroepscommissie stelt voorop dat uit artikel 1, aanhef en onder f 1°, van de Geweldsinstructie inrichtingen voor verpleging van ter beschikking gestelden (hierna: de Geweldsinstructie) volgt dat handboeien als een vrijheidsbeperkend middel en niet
als geweldsmiddel worden aangemerkt.

De beroepscommissie acht uit de stukken, waaronder de rapporten van DV&O medewerkers, en het behandelde ter zitting niet aannemelijk geworden dat geweld en/of een geweldsmiddel als omschreven in de Geweldsinstructie door de medewerkers van DV&O is
toegepast.

Daargelaten dat niet kan worden vastgesteld of de striemen op klagers polsen (mede) veroorzaakt zijn door het niet opvolgen van instructies over de wijze hoe klager zijn handen diende te houden, betreft het verwijt van klager feitelijk handelen van de
medewerkers van DV&O. Dergelijk feitelijk handelen betreft geen beslissing als bedoeld in artikel 56 of 57 van de Bvt en derhalve kan de beroepscommissie klager niet in het beklag ontvangen. Zij zal derhalve het beroep van het hoofd van de inrichting
gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk in het beklag verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van het hoofd van de inrichting gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.M. Maanicus, voorzitter, mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester en mr.drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 16 januari 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven