Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3559/TR, 16 januari 2017, beroep
Uitspraakdatum:16-01-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/3559/TR

betreft: [klager] datum: 16 januari 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. F.C. Knoef, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 4 oktober 2016 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 20 december 2016, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad zijn klagers raadsman mr. F.C. Knoef en namens de Staatssecretaris
[...], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie, gehoord.

Klager heeft laten weten afstand te doen van het recht om ter zitting te verschijnen..

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft de machtiging tot het verlenen van proefverlof ingetrokken.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 21 januari 1999 ontslagen van alle rechtsvervolging en ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Bij beslissing van 6 maart 2000 is hij geplaatst in het
FPC
De Woenselse Poort te Eindhoven. Op 16 november 2014 is hij geplaatst op de afdeling De Dintel in het kader van transmuraal verlof. Op 14 januari 2016 is een machtiging proefverlof verleend waarmee klager binnen de reguliere psychiatrie van de GGzE op
de afdeling De Dintel verbleef. Na een incident op 29 juli 2016 is het verlof opgeschort en is klager teruggeplaatst naar FPC De Woenselse Poort. Op 4 oktober 2016 heeft FPC De Woenselse Poort verzocht om intrekking van de machtiging proefverlof. Op
dezelfde datum heeft de Staatssecretaris beslist om de machtiging proefverlof in te trekken.

3. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Allereerst wordt verzocht om de behandeling van de zaak aan te houden. In oktober 2016 is verzocht is om klager te plaatsen in een longstayvoorziening en daar is nog niet op beslist. Het onderzoek is nog gaande. Nog niet bekend is welke kant het
uitgaat. Het kan zijn dat nog een behandelpoging wordt ondernomen. De aanleiding voor de aanvraag van de longstayplaatsing en de intrekking van het proefverlof is de zelfde.
Subsidiair wordt verzocht om het beroep gegrond te verklaren. Klager heeft op 29 juli 2016 aan het behandelteam gezegd dat hij een medeverpleegde van het leven wilde beroven. Hij werd door de medeverpleegde bestookt met kwetsende opmerkingen die hem
diep raakten. Hij beschouwde de medeverpleegde als een goede vriend. Uit boosheid ontstond bij klager de gedachte deze medeverpleegde iets aan te doen. Klager is diezelfde dag nog in het kader van een time-out proefverlof teruggeplaatst in FPC De
Woenselse Poort.
Klager is van mening dat de intrekking niet noodzakelijk was met het oog op een belang als genoemd in artikel 50, derde lid, Bvt. Hij heeft immers gezegd deze gedachte nooit daadwerkelijk te willen praktiseren. Ook heeft hij de medeverpleegde nooit
daadwerkelijk bedreigd. Het bleef enkel bij de gedachte die na het gesprek met zijn behandelaar ook weer verdween. Bovendien heeft klager adequaat gehandeld door zich op eigen initiatief te wenden tot zijn behandelaar en direct openheid van zaken te
geven. Hij is het gesprek aangegaan om zijn negatieve gedachten te ventileren en een conflict te voorkomen.
Voorts is klager van mening dat de intrekking van zijn proefverlof ten onrechte onnodig lang voortduurt en onredelijk is gezien zijn persoonlijke omstandigheden. Hij had sinds lange tijd zonder problemen transmuraal verlof en aansluitend proefverlof,
is
medicatietrouw en houdt zich aan afspraken. Er zijn allerlei lovende rapporten over hem uitgebracht.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt ingenomen.
Het belang van aanhouding van de behandeling van de zaak wordt niet begrepen. Verzocht wordt om het verzoek om aanhouding af te wijzen.
De inrichting heeft op 4 oktober 2016 verzocht om beëindiging van de machtiging proefverlof vanwege het incident op 29 juli 2016 en de uitkomst van de daaropvolgende risicotaxatie en delictanalyse. Uit de inmiddels op 24 oktober 2016 ingediende
longstay-aanvraag blijkt dat klager openheid gaf over zijn toenemende ontevredenheid en achterdocht naar een bevriende medeverpleegde. Hij dacht erover de medeverpleegde te vermoorden en gaf aan dat hij hiervoor een concreet plan had. Dit baarde het
behandelteam zorgen, mede gezien de parallellen met het indexdelict uit 1998. Na terugplaatsing in FPC De Woenselse Poort werd volgens de inrichting steeds meer duidelijk dat klager zijn belevingen reeds lange tijd had weten te maskeren: hij was
gedeeltelijk open maar besef en inzicht in zijn problematiek waren nagenoeg afwezig.
De oorsprong van zijn indexdelict lijkt op zijn huidige moordplan. Conclusie van het platform dwang en drang is dat klagers waansysteem volledig uitgekristalliseerd is en onvoldoende beïnvloedbaar met medicatie. De inrichting ziet op dit moment
geen perspectief meer voor behandeling binnen de inrichting en heeft klager aangeboden voor plaatsing op de longstay. Voortzetting van het proefverlof is onverantwoord.
Uit recente informatie van FPC De Woenselse Poort volgt dat klager behandeld wordt voor somatische klachten (Hodgkin) en dat de samenhang tussen klagers somatische klachten en psychische klachten wordt bezien. Als klager nu verlof zou worden
verleend, zou de longstay-aanvraag moeten worden ingetrokken.

4. De beoordeling
Klagers raadsman heeft verzocht om de behandeling van de zaak aan te houden om de uitkomst van het onderzoek af te wachten dat thans in het kader van een aanvraag om klager in een longstayvoorziening te plaatsen, wordt verricht.

De beroepscommissie ziet echter geen aanleiding of noodzaak om de behandeling van het onderhavige beroep daarvoor aan te houden en wijst het verzoek af.

In dit beroep is uitsluitend de beslissing van de Staatssecretaris tot intrekking van klagers verlofmachtiging aan de orde en niet zoals namens de Staatssecretaris in de reactie op het beroep is aangevoerd het niet aanvragen van een nieuwe
verlofmachtiging.

Op grond van artikel 53, derde lid, Rvt kan de Staatssecretaris een verlofmachtiging intrekken bij overtreding van de verlofvoorwaarden gesteld bij het verlenen van verlof of indien feiten of omstandigheden bekend worden waardoor, indien deze ten tijde
van het verlenen van de machtiging bekend waren geweest, de machtiging niet of niet in deze vorm zou zijn verleend.

De beroepscommissie dient op grond van artikel 69, vijfde lid, Bvt in verbinding met artikel 66, tweede lid, Bvt in beroep te beoordelen of deze beslissing in strijd is met de wet dan wel onredelijk of onbillijk is. Daarbij moet naar haar oordeel de
ernst van de overtreding van de verlofvoorwaarden (nog) zorgvuldiger dan voorheen worden afgewogen tegen het belang van klager bij voortzetting van het verlof, aangezien dit verlof, vanwege de verstrekkende consequentie dat (tenminste) een jaar lang
geen verlofmachtiging wordt verleend, door de intrekkingsbeslissing niet kan worden voortgezet. Daarbij geldt dat ook de samenleving belang heeft bij het niet verstoren van een (op zichzelf) goed lopende resocialisatie.

Vaststaat dat klager zijn behandelend psychiater heeft meegedeeld dat hij een medeverpleegde wilde vermoorden. Volgens de psychiater heeft klager hierbij aangegeven dat hij daartoe een concreet plan had. Dit laatste wordt overigens door klager ontkend.
Klager is tbs opgelegd in verband met een levensdelict waarbij voorafgaand een vergelijkbaar parallel proces plaatsvond. Door de parallellen met het indexdelict werd door het behandelteam voortzetting van het proefverlof onverantwoord geacht. Klager
heeft de behandelaar vervolgens verzocht om hem tegen zichzelf te beschermen, waarop door het hoofd van de inrichting is beslist om klager terug te plaatsen naar FPC De Woenselse Poort. Bij een na het incident afgenomen delictanalyse en risicotaxatie
bleek dat klager zijn belevingen sinds lange tijd had weten te maskeren en werd een hoog recidiverisico gemeten. Vervolgens heeft de Staatssecretaris op verzoek van FPC De Woenselse Poort de onderhavige beslissing genomen om de machtiging tot het
verlenen van proefverlof in te trekken.

Gelet op het bovenstaande ernstige incident, de parallellen met het indexdelict, en de resultaten van de afgenomen delictanalyse en risicotaxatie is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing tot intrekking van de machtiging tot het verlenen van
proefverlof niet in strijd is met de wet en niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.M. Maanicus, voorzitter, mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester en mr.drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 16 januari 2017.
secretaris voorzitter

Naar boven