Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/2523/JA, 24 februari 2003, beroep
Uitspraakdatum:24-02-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/2523/JA

betreft: [klager] datum: 24 februari 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennis genomen van een op 28 november 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], geboren op [1981], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 22 oktober 2002 van de alleensprekende beklagrechter bij de Rijksinrichting voor jeugdigen (r.i.j.) De Hunnerberg te Nijmegen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 20 januari 2003, gehouden in Forensisch Centrum Teylingereind te Sassenheim, zijn klager en namens r.i.j. De Hunnerberg, mevrouw mr. [...] gehoord

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de vermissing van klagers goederen na zijn overplaatsing vanuit r.i.j. De Hunnerberg.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ik ben het niet eens met de beslissing van de beklagrechter. Mij is geadviseerd een bepaalde procedure te volgen met betrekking tot de vermissing van mijn goederen en die heb ik gevolgd. Dat kan nu niet tegen mij worden gebruikt. Op27 juni 2002 heb ik een brief geschreven aan een medewerker van De Hunnerberg met het verzoek uit te zoeken waar mijn vermiste spullen zijn gebleven. Op 19 juli 2002 heb ik zijn reactie die gedateerd was op 11 juli 2002 ontvangen.Omdat ik het niet eens was met de inhoud van die brief heb ik een groepsleider gevraagd wat ik vervolgens het beste kon doen. Hij heeft mij toen aangeraden te wachten, omdat de directie ook met de zaak bezig was. Een week daarnakreeg ik van die groepsleider te horen dat ik een brief moest schrijven naar de maandcommissaris, omdat de directie één en ander niet had kunnen oplossen. Dat heb ik gedaan; twee weken later had ik een afspraak met demaandcommissaris. Hij heeft mij geadviseerd een klacht in te dienen bij de commissie van toezicht bij De Hunnerberg. Dat heb ik op 15 augustus 2002 gedaan. Het is derhalve niet eerlijk om mij vervolgens niet te ontvangen in mijnbeklag, omdat ik mij niet aan de termijnen heb gehouden.
Ik ben nu al zes maanden op zoek naar mijn eigendommen en ik word steeds van het kastje naar de muur gestuurd. Ik begin het zat te worden. Ik heb mijn spullen niet zelf kunnen inpakken dus ben ik ook niet verantwoordelijk voor degang van zaken na mijn vertrek. De Hunnerberg is verplicht een ontruimingsverslag op te maken. Dat hebben ze niet gedaan. Het enige dat ik heb ontvangen is een verklaring waarin staat dat de door mij als vermist opgegeven spullenniet op mijn kamer lagen. Die verklaring is getekend op 2 september 2002 door de heer [...] en de heer [...]. Nog los van de vraag hoe men nu, vijf maanden later en zonder ontruimingsverslag, nog kan weten wat er op mijn kamer lag,is de verklaring niet juist, omdat de heer [...]. niet bij de ontruiming van mijn kamer aanwezig was. Hij heeft tijdens een telefonisch contact dat ik met hem had namelijk gezegd dat hij het één en ander zou navragen bij degroepsleiders die toen mijn kamer hadden ontruimd.
De kleren die ik mis, kan ik nog wel opnieuw aanschaffen; de boxen waren ten tijde van de ontruiming op de werkplaats, en van de cd’s kan ik niet met zekerheid zeggen of deze op mijn kamer waren ten tijde van de ontruiming. Om dezegoederen gaat het derhalve wat mij betreft dan ook niet (meer). De versterker (merk Sony) heb ik echter nodig voor mijn stereo. Deze was slechts één jaar oud. In totaal heb ik een schade van € 900,- geleden.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het beklag betreft de vermissing van klagers goederen, nadat hij op 8 april 2002 vanuit De Hunnerberg is overgeplaatst. Klager is naar aanleiding van een incident tijdelijk voor de duur van twee weken overgeplaatst naar een andereinrichting en vervolgens ter herselectie aangeboden, waarna hij niet meer is teruggekeerd in De Hunnerberg. Klagers kamer is vervolgens ontruimd en alle spullen die in zijn kamer zijn aangetroffen, zijn naar klager opgestuurd. Hetontruimingsverslag is helaas niet terug te vinden. Het is ook niet met zekerheid te zeggen of dit is opgemaakt.
Naar aanleiding van een telefonisch contact met klager is (nogmaals) onderzocht waar zijn goederen kunnen zijn gebleven. Door de teamleider is echter aangegeven dat de door klager als vermist opgegeven goederen niet op zijn kamerzijn aangetroffen. Het is wel mogelijk dat deze goederen zich op de groep bevonden of door klager waren uitgeleend aan andere jeugdigen. Dit is echter klagers eigen verantwoordelijkheid. Klager is sowieso zelf verantwoordelijk voorzijn spullen. Ingevolge artikel 4.2 van de huisregels draagt klager zelf het risico van beschadiging en zoekraken – door diefstal of anderszins – van voorwerpen die hij niet in bewaring heeft gegeven.

3. De beoordeling
De beroepscommissie is van oordeel dat klager in zijn beklag kan worden ontvangen. Klager heeft naar het oordeel van de beroepscommissie voldoende aannemelijk gemaakt dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat hij in verzuimis geweest. Zij zal het beklag hierna derhalve inhoudelijk beoordelen.

Ingevolge onderdeel 1.1 van de circulaire met kenmerk 021/388, d.d. 3 februari 1988, die naar analogie van toepassing is op de justitiële jeugdinrichtingen, geschiedt de ontruiming van een cel buiten de aanwezigheid van eengedetineerde zo mogelijk door twee inrichtingsambtenaren. Van de ontruiming wordt steeds een ontruimingsverslag opgesteld.
Onderdeel 1.2 van diezelfde circulaire bepaalt dat het ontruimingsverslag in enkelvoud wordt opgemaakt en door de beide betrokken inrichtingsambtenaren wordt ondertekend. Een kopie daarvan wordt bewaard in deinrichtingsadministratie.
Tenslotte wordt het ontruimingsverslag krachtens onderdeel 1.5 van de circulaire bij de goederen gevoegd, indien de op cel aangetroffen eigendommen van een gedetineerde in geval van overplaatsing naar, dan wel wederinsluiting naontvluchting in, een andere inrichting hem worden nagezonden. De gedetineerde tekent het ontruimingsverslag bij ontvangst van de goederen voor akkoord. Het verslag blijft bewaard in de inrichtingsadministratie (onderdeel 1.6).

Uit de stukken en hetgeen ter zitting is aangevoerd is gebleken dat niet (meer) zeker is of in het onderhavige geval een ontruimingsverslag is opgesteld, althans dat het ontruimingsverslag (inmiddels) onvindbaar is. Naar het oordeelvan de beroepscommissie dient het beklag, gezien het vorenstaande, reeds om die reden gegrond te worden verklaard. Zonder het ontruimingsverslag kan namelijk niet worden vastgesteld of klager bepaalde goederen in zijn bezit had en(dus) evenmin of klager bepaalde goederen mist, zodat ook de verantwoordelijkheidsvraag niet aan de orde kan komen.
Zij zal het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen, klager alsnog ontvankelijk verklaren in zijn beklag en het beklag alsnog gegrond verklaren.
Zij zal aan klager een tegemoetkoming toekennen voor het door hem ondervonden ongemak en zij zal deze tegemoetkoming vaststellen op € 20,-. Daarbij merkt zij op dat deze tegemoetkoming niet is bedoeld als schadevergoeding, voor hetverkrijgen waarvan andere wegen openstaan. Zo kan klager een verzoek om schadevergoeding richten aan de directeur van de desbetreffende inrichting, terwijl hij zich ook kan wenden tot de civiele rechter.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart dit beklag gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager, ten laste van de directeur, een tegemoetkoming toekomt van € 20,-.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.L.C.C. de Bruijn-Lückers, voorzitter, prof. dr. R.A.R. Bullens en mr. F.G.A. ten Siethoff, leden, bijgestaan door mr. D.R. Kruithof, secretaris, op 24 februari2003

secretaris voorzitter

Naar boven