Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1640/GB, 29 mei 2017, beroep
Uitspraakdatum:29-05-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 17/1640/GB

Betreft: [klager] datum: 29 mei 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J. Hoens, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 20 mei 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de oproep zich op 24 mei 2017 te melden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein ongegrond verklaard.

2. De feiten
Op 20 april 2017 is klager opgeroepen zich op 24 mei 2017 te melden in de p.i. Nieuwegein voor het ondergaan van in totaal 21 dagen gevangenisstraf. Op 16 mei 2017 heeft klager hiertegen een bezwaarschrift ingediend, dat op 20 mei 2017 ongegrond is
verklaard. Met het oog op de behandeling van het beroep is uitstel van de meldplicht verleend tot 31 mei 2017.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. In zaak 96-128514-16 is nog niet beslist op het door klager ingestelde hoger beroep. Reeds hierom dient het beroep volgens klager gegrond verklaard te worden. In de
andere zaak waarvoor klager is opgeroepen zich te melden, is hij onherroepelijk veroordeeld, zodat formeel executie mogelijk is. Klager is echter van plan een gratieverzoek in te dienen, zodat het in de rede ligt de ontwikkelingen even af te wachten.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. De officier van justitie heeft desgevraagd te kennen gegeven dat de executieofficier in zaak 96-128514-16 expliciet heeft besloten dat het
appel
tardief is. Hiermee is toepassing gegeven aan artikel 557, derde lid, aanhef en onder 2 van het Wetboek van Strafvordering (WvSv). Blijkens voornoemd artikel behoort de veroordeelde zich te wenden tot de voorzieningenrechter, die marginaal toetst of de
officier van justitie in redelijkheid heeft kunnen besluiten het vonnis ten uitvoer te leggen. Verder merkt de selectiefunctionaris op dat een nog in te dienen gratieverzoek geen opschortende werking heeft.

4. De beoordeling
4.1. Uit de stukken volgt dat klager is opgeroepen voor het ondergaan van 14 dagen gevangenisstraf (parketnummer 96-077054-15) en 7 dagen gevangenisstraf (parketnummer 96-128514-16).

4.2 Voor zover klager heeft aangevoerd voornemens te zijn in zaak met parketnummer 96-077054-15 een gratieverzoek in te dienen, overweegt de beroepscommissie dat niet gebleken is dat klager daadwerkelijk een gratieverzoek heeft ingediend.

4.3. Voor wat betreft het ingediende hoger beroep in zaak met parketnummer
96-128514-16 overweegt de beroepscommissie als volgt.

Artikel 557, eerste lid en tweede lid, WvSv luidt:
“1. Voor zoover niet anders is bepaald, mag geen beslissing worden ten uitvoer gelegd, zoolang daartegen nog eenig gewoon rechtsmiddel openstaat en, zoo dit is aangewend, totdat het is ingetrokken of daarop is beslist.
2. Is een mededeling als bedoeld in artikel 366 voorgeschreven, dan kan de tenuitvoerlegging van het vonnis of arrest geschieden na de betekening van die mededeling. Bij vonnissen of arresten bij verstek gewezen, waarbij zodanige
mededeling niet behoeft te geschieden, kan de tenuitvoerlegging geschieden na de uitspraak. Door hoger beroep of beroep in cassatie wordt de tenuitvoerlegging geschorst of opgeschort.”
Artikel 557, derde lid, aanhef en onder 2 luidt:
“De laatste volzin van het tweede lid geldt niet indien naar het oordeel van het openbaar ministerie vaststaat dat het rechtsmiddel na het verstrijken van de daarvoor gestelde termijn is aangewend, tenzij op verzoek van degene die het
middel aanwendde, en na zijn verhoor, indien hij dit bij het verzoek heeft gevraagd, de voorzieningenrechter van het gerechtshof of de rechtbank anders bepaalt.”

Nu voldoende vast is komen te staan dat ten aanzien van het vonnis met parketnummer 96-128514-16 sprake is van een situatie als vermeld in artikel 557, derde lid, aanhef en onder 2, WvSv, heeft de selectiefunctionaris in redelijkheid
klager kunnen oproepen zich te melden voor het ondergaan van de bij vonnis 96-128514-16 opgelegde gevangenisstraf.

Nu niet gebleken is van bijzondere omstandigheden, heeft de selectiefunctionaris in redelijkheid het verzoek om uitstel kunnen afwijzen.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 29 mei 2017

secretaris voorzitter

Naar boven