Nummer: 17/1007/GB
Betreft: [klager] datum: 29 mei 2017
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.R. van Laar, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 17 maart 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot deelname aan een penitentiair programma (p.p.) afgewezen.
2. De feiten
Klager was sedert 5 oktober 2015 gedetineerd. Hij verbleef in de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein. Op 11 april 2017 is hij in vrijheid gesteld.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep – zakelijk weergegeven – als volgt toegelicht.
Het is klagers uitdrukkelijke wens aan het p.p. deel te nemen. Het Openbaar Ministerie en de p.i. hebben positief geadviseerd over klagers fasering. De grond van de afwijzende beslissing dat “het in de praktijk niet mogelijk bleek om de controle van de
opgegeven werkgever te verrichten”, is niet aan klager te wijten. Het eerdere p.p.-traject verliep voorspoedig. Met betrekking tot de verdenking van het nieuwe strafbare feit (witwassen) heeft klager enkel een meewerkende houding ten opzichte van de
verdenking laten zien. Deze zaak is overigens geschorst per 30 december 2016. Klager meent dat hij aan alle voorwaarden voldoet om (weer) in aanmerking te komen voor een p.p. De afwijzende beslissing is onvoldoende gemotiveerd. Daarnaast zijn ook het
vertrouwens- en het rechtszekerheidsbeginsel geschonden, nu zowel de casemanager als de senior-casemanager van de reclassering in een e-mail te kennen heeft gegeven dat klager naar huis mocht. Verzocht wordt een schadevergoeding toe te kennen.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek – zakelijk weergegeven – als volgt toegelicht.
Klager is op 26 september 2016 met een p.p. gestart. Op 25 november 2016 is hij tijdens dat p.p. aangehouden op verdenking van een nieuw strafbaar feit: het witwassen van geld, door besmeurd geld – afkomstig van (plof)kraken – in te voeren in een
geldopnameautomaat en vervolgens geld te pinnen bij een geldautomaat. De voorlopige hechtenis is op 30 november 2016 geschorst, waardoor klager op de oude insluittitel terugviel. Het p.p. is beëindigd op 3 januari 2017.
Volgens de huidige gedragslijn kan pas drie maanden na afwijzing van een verzoek tot deelname aan een p.p. of na beëindiging van een p.p. opnieuw een verzoek tot deelname aan een p.p. worden ingediend. Reeds hierom had het verzoek afgewezen moeten
worden.
Ook komt klager gezien artikel 4, tweede lid, onder b, van de Pbw, thans niet voor een p.p. in aanmerking.
Voorts wordt het volgende aangevoerd.
De reclassering heeft positief geadviseerd met betrekking tot een nieuw p.p., maar wel met het advies bijzondere voorwaarden te stellen: locatieverbod, locatiegebod en elektronisch toezicht. Het Openbaar Ministerie en de p.i. Nieuwegein hebben positief
geadviseerd. De politie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verlofadres, omdat klager bij een eerder verlof een buurtgenoot zou hebben gedreigd in de kofferbak te gooien, als zij haar verklaring tegen klager niet zou intrekken, of die
buurgenoot moest hem €5.000,- betalen. De wijkagent maakt ook een kanttekening bij de beoogde werkgever en vraagt zich in het algemeen af of het wel verstandig is een gedetineerde in de autobranche te plaatsen, omdat uit recent onderzoek blijkt dat
criminele organisaties momenteel massaal gefaciliteerd worden door malafide autoverhuurbedrijven. Degene die bij de reclassering verantwoordelijk is voor de uitvoering van een kort p.p., heeft het volgende opgemerkt met betrekking tot een verkort p.p.
voor klager. Een verkort p.p. houdt in dat het p.p. zonder elektronisch toezicht wordt uitgevoerd, terwijl klager in het kader van zijn v.i. zal worden aangesloten op elektronisch toezicht en onder begeleiding van de reclassering zal vallen. Daarbij
valt klager onder de “overvallersaanpak”. Dat houdt in dat hij onder verscherpt toezicht dient te staan. De verdenking van een nieuw strafbaar feit levert een forse contra-indicatie voor het verlenen van vrijheden op. Ook zou deelname aan een verkort
p.p. inhouden dat geen elektronisch toezicht mogelijk is, terwijl dit wel wenselijk is gezien het detentieverloop en het feit dat klager valt onder de categorie “overvallersaanpak”. Gezien het detentieverloop, de mate waarin klager kennelijk in staat
is
met verleende vrijheden om te gaan en het gevaar voor recidive, kon in redelijkheid beslist worden het verzoek af te wijzen.
Opgemerkt wordt dat een (senior) casemanager van de reclassering niet beslist op een verzoek tot deelname aan een p.p. De raadsvrouw had dat kunnen en moeten weten gezien artikel 7, eerste lid, van de Penitentiaire maatregel (Pm).
4. De beoordeling
4.1. Hoewel klager inmiddels in vrijheid is gesteld zal de beroepscommissie het beroep inhoudelijk behandelen nu namens klager een tegemoetkoming is gevraagd.
4.2. In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Pm zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het penitentiair programma en de gedetineerde moeten voldoen.
4.3. In artikel 7, derde lid, Pm staat welke aspecten de selectiefunctionaris betrekt bij zijn beslissing een gedetineerde in de gelegenheid te stellen aan een p.p. deel te nemen. Deze aspecten zijn onder andere: b. het huidige detentieverloop,
waaronder het gedrag van de gedetineerde, het nakomen van afspraken door de gedetineerde en diens gemotiveerdheid; c. het gevaar voor recidive; d. de mate waarin de gedetineerde in staat zal zijn de met de grotere vrijheden gepaard gaande
verantwoordelijkheid te kunnen dragen.
4.4. De reclassering heeft in die zin positief geadviseerd dat zij een p.p. met bijzondere voorwaarden, waaronder elektronisch toezicht, adviseert. Dit laatste bleek al niet mogelijk te zijn bij een verkort p.p. De politie heeft negatief geadviseerd
en de senior casemanager heeft vraagtekens gezet bij een p.p. zonder elektronisch toezicht, omdat klager vervolgd wordt voor een nieuw strafbaar feit dat gepleegd is, terwijl klager in een p.p. verbleef. Gezien het vorenstaande kon in redelijkheid
geconcludeerd worden dat er in casu forse contra-indicaties voor het verlenen van meer vrijheden en derhalve ook voor deelname aan een (verkort) p.p. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij
afweging
van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 29 mei 2017.
secretaris voorzitter