Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3502/GM, 17 januari 2017, beroep
Uitspraakdatum:17-01-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/3502/GM

betreft: [klager] datum: 17 januari 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.E. Hok-A-Hin, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Roermond,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 27 september 2016 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 december 2016, gehouden in de p.i. Vught is [...], inrichtingsarts, gehoord. Klager en zijn raadsvrouw, mr. C.E. Hok-A-Hin, hebben schriftelijk laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 23 mei 2016, betreft de omzetting van Ritalin naar Concerta.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht. Klager is alleen gebaat bij Ritalin en niet bij Medikinet. Bij klager is jaren geleden ADHD vastgesteld en daarvoor kreeg hij al jaren Ritalin voorgeschreven, ook tijdens eerdere detenties. Voorafgaand aan
zijn detentie in de p.i. Roermond verbleef klager in detentie in België en kreeg hij eveneens Ritalin voorgeschreven. Bij binnenkomst in de inrichting heeft de inrichtingsarts de medicatie zonder voorafgaand overleg gewijzigd van Ritalin naar Concerta.
Klager meent dat de inrichtingsarts vooraf overleg hierover met klager had moeten hebben. Hiervoor bestond temeer aanleiding, nu de inrichtingsarts heeft gesteld dat de aanleiding voor de omzetting de hoge dosering Ritalin is geweest. Het had in de
rede
gelegen de hoge dosering Ritalin eerst af te bouwen alvorens de medicatie om te zetten. Klager heeft meermalen aangegeven dat Concerta en later Medikinet niet het gewenste resultaat hadden. Klager voelde zich onrustig, kon zich moeilijk concentreren,
kreeg niets gedaan en schoof alles voor zich uit. Klager heeft meermalen verzocht weer Ritalin voor te schrijven, maar de inrichtingsarts heeft dat telkens geweigerd. Hoewel de werkzame stof in alle drie de medicijnen dezelfde is leert de ervaring dat
sommige personen beter op het ene medicijn en andere personen beter op het andere medicijn reageren. De inrichtingsarts had een nieuwe afweging moeten maken. Om principiële redenen wordt in de p.i. Roermond in het geheel geen Ritalin voorgeschreven.
Hieruitkan worden afgeleid dat de inrichtingsarts geen individuele afweging heeft gemaakt omtrent de vraag welke medicatie in het specifieke geval van klager het beste is. Klager heeft aangeboden Ritalin onder toezicht in te nemen. Op die manier zou
het
gevaar van handel in Ritalin kunnen worden ondervangen. Voor dit gevaar bestaat overigens geen enkel reëel risico, aangezien klager de medicatie zelf hard nodig heeft en hij tijdens eerdere detenties nooit is beschuldigd van handel in Ritalin. De
inrichtingsarts heeft onzorgvuldig gehandeld.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. Het was zorgvuldiger geweest als de arts eerst met klager had gesproken alvorens de medicatie te wijzigen. De beslissing is direct doorgevoerd vanwege de hoge dosering Ritalin. De omzetting is
in het PMO besproken. In dit overleg is besloten de wijziging te handhaven. De strategie om geen direct werkende methylfenidaat in de inrichting toe te staan maar uitsluitend langwerkende, is een beleidsbeslissing van de inrichting.. De gedetineerde
wordt dan ook niet bij de besluitvorming betrokken, wel wordt de omzetting met hem besproken. De omzetting geschiedt zorgvuldig in equivalente doseringen. Enkele dagen voor zijn vertrek uit de instelling wordt de gedetineerde weer ingezet op zijn oude
hoeveelheid Ritalin. Ritalin onderhoudt en bevordert verslavingsgedrag en wordt in de inrichting verhandeld in dezelfde orde en grootte als andere drugs. In de inrichting wordt aan twee gedetineerden wel Ritalin voorgeschreven vanwege bezwaren van de
primaire voorschrijver. Dit wordt gerespecteerd. Afwijkingen op het beleid zijn dus mogelijk. De inrichtingsarts erkent dat hem valt te verwijten dat hij van te voren niet met klager de medicatiewijziging heeft overlegd. De inrichtingsarts had voor
zijn
vakantie geen gelegenheid meer met klager hierover te spreken.

3. De beoordeling
Uit de stukken, waaronder het medisch dossier, en het verhandelde ter zitting van de beroepscommissie is gebleken dat klager op 13 mei 2016 vanuit detentie in België is binnengekomen in de p.i. Roermond. Klager gebruikte tot dan toe Ritalin, maar deze
is door de inrichtingsarts omgezet naar Concerta. De inrichtingsarts heeft toegelicht het gebruik van Ritalin in detentie te willen ontmoedigen, aangezien deze vaak voorwerp is van handel en het verslavingsgedrag stimuleert. In zowel het kortwerkende
Ritalin als het langwerkende Concerta is de werkzame stof methylfenidaat.
De beroepscommissie stelt vast dat klager vooraf niet door de inrichtingsarts zelf op de hoogte is gesteld van de omzetting naar Concerta. Niettemin is de beroepscommissie van oordeel dat deze omissie niet dermate zwaarwegend is dat dit tot gegrondheid
van de klacht zou moeten leiden. Met klager is nadien de omzetting besproken. De wijziging van de medicatie is de autonome bevoegdheid van de behandeld arts. Ter zitting heeft de inrichtingsarts toegelicht dat uitzonderingen mogelijk zijn. Gelet hierop
kan het handelen van de inrichtingsarts niet worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, drs. K.M.P.A.M. Habryka en dr. ing. C.J. Ruissen, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Kokee, secretaris, op 17 januari 2017

secretaris voorzitter

Naar boven