Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3495/TA, 18 januari 2017, beroep
Uitspraakdatum:18-01-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/3495/TA

betreft: [klager] datum: 18 januari 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.W.H.M. Wolters, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 10 oktober 2016 van de beklagcommissie bij FPC De Kijvelanden te Poortugaal, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 december 2016, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klager en namens het hoofd van FPC De Kijvelanden, [...], hoofd behandeling en [...], jurist.

Klagers raadsman mr. D.W.H.M. Wolters was verhinderd ter zitting te verschijnen en heeft verzocht om aanhouding van de behandeling van het beroep. Dit verzoek is afgewezen. Van het verhandelde ter zitting is een verslag opgemaakt en naar klagers
raadsman gestuurd. Deze heeft op het verslag gereageerd bij e-mailbericht van 12 januari 2017.

Als toehoorder was aanwezig mevrouw mr. A. van Holten, lid van de Raad.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de beslissing van 8 juli 2016 tot intrekking van klagers transmuraal verlof.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager heeft op 6 juni 2016 een time-out gekregen. Vervolgens heeft een doorzoeking van zijn woning op De Blink
plaatsgevonden. Hierbij zijn porno en wapens (messen en luchtdrukpistolen) aangetroffen. Op 13 juni 2016 heeft klager een gesprek gehad met de inrichting waarbij hij opening van zaken heeft gegeven. Nadien heeft hij, conform de afspraak, het contact
met
het behandelteam hersteld en is hij weer teruggeplaatst op De Blink. Op 8 juli 2016 is desondanks besloten klagers transmuraal verlof in te trekken. De omstandigheden die aan de beslissing van 8 juli 2016 ten grondslag zijn gelegd, waren reeds bekend
ten tijde van de time-out van 6 juni 2016. Uit het proces-verbaal van 14 juli 2016 blijkt verder dat de aangetroffen wapens zijn onderzocht en dat het bezit daarvan niet strafbaar is. Voorts houdt het proces-verbaal van 5 augustus 2016, opgemaakt door
een zedenrechercheur, in dat op 8 juli 2016 door het personeel van de politie aan de zedenrechercheur is verzocht de in klagers woning aangetroffen dvd’s te onderzoeken, waarna bleek dat het beeldmateriaal op de dvd’s geen kinderpornografische
afbeeldingen als bedoeld in artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht betrof.
De vraag is of de medewerker van de inrichting de mededelingen van de politie niet verkeerd heeft geïnterpreteerd, nu de inrichting ervan uit ging dat op de dvd’s wel kinderporno stond.
Anders dan de inrichting heeft gesteld, is hoofdagent van politie IJ., die de kliniek op 8 juli 2016 zou hebben gebeld over het aantreffen van de kinderpornografische afbeeldingen, niet werkzaam bij de afdeling Zeden, maar is hij slechts een
contactpersoon voor de inrichting. Dit brengt mee dat de inrichting behoedzamer had moeten zijn in haar reactie op hetgeen werd medegedeeld over de aangetroffen kinderpornografische afbeeldingen.
In de schriftelijke mededeling van 8 juli 2016 is voorts vermeld: “De politie concludeert dat de eigenaar van de dvd’s gezocht heeft op sites voor ‘jonge vrouwen’.” Klager heeft echter alleen gekeken op commerciële pornosites waarop meerderjarige
vrouwen stonden. Hij is ervan uitgegaan dat hier geen kinderporno tussen stond en dit bleek ook zo te zijn. Klager heeft nooit naar kinderporno gezocht. De aangetroffen wapens bleken evenmin verboden te zijn, wat bovendien reeds na een eerdere
huiszoeking, in 2004, was geconcludeerd. Klager is dan ook van mening dat zijn transmuraal verlof nooit ingetrokken had mogen worden en dat de inrichting, alvorens daartoe over te gaan, beter onderzoek had moeten verrichten. Die beslissing heeft grote
gevolgen gehad. Klager zou proefverlof krijgen en dit is door de intrekking van het transmuraal verlof niet doorgegaan. Klager verblijft sinds 17 of 18 november 2016 weer op De Blink.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Op 7 juni 2016 zijn bij een doorzoeking van klagers woning op De Blink wapens en dvd’s met porno
aangetroffen. De inrichting heeft eerst getracht zelf te onderzoeken of sprake was van strafbare feiten. Omdat de inrichting zelf niet de expertise in huis had om dit goed te kunnen beoordelen, is de politie verzocht naar de aangetroffen contrabande te
kijken, zodat niet direct aangifte hoefde te worden gedaan. Op 8 juli 2016 werd de jurist van FPC De Kijvelanden gebeld door een medewerker van de afdeling Zeden van de politie, die haar mededeelde dat op de dvd’s veel pornografische foto’s stonden,
waaronder in ieder geval vijf foto’s met kinderporno. Ook stonden er veel foto’s op van jonge vrouwen die kinderlijk aandeden en waarvan het twijfelachtig was of het wel of geen kinderporno betrof. Ten aanzien van het aangetroffen mes werd gezegd dat
dit misschien strafbaar was. Na het telefoontje van de politie heeft de inrichting, na multidisciplinair overleg, besloten alsnog aangifte te doen tegen klager. Het hoofd van de inrichting is van mening dat zorgvuldig is gehandeld. Bij de constatering
van een strafbaar feit moet de inrichting aangifte doen en moet transmuraal verlof worden ingetrokken. De inrichting heeft om die reden juist eerst de politie verzocht onderzoek te doen zonder meteen aangifte te doen. Op 25 augustus 2016 heeft de
inrichting de sepotbeslissing ontvangen.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting het volgende vast.
Op 6 juni 2016 is klager met een ‘time-out’ teruggeplaatst vanuit De Blink – waar hij in het kader van zijn transmuraal verlof woonde – naar de inrichting, omdat hij zelfstandig met de inname van zijn medicatie was gestopt en hij de samenwerking met
het
behandelteam had opgezegd. Op 7 juni 2016 is klagers woning op De Blink doorzocht. In de woning zijn onder meer twee dvd’s met pornografische afbeeldingen en enkele wapens aangetroffen. Op 9 juni 2016 heeft de inrichting de in klagers woning
aangetroffen voorwerpen aan de politie overhandigd.
Het proces-verbaal van de politie van 14 juli 2016, opgemaakt door verbalisant IJ., houdt met betrekking tot de aangetroffen dvd’s in dat uit onderzoek van een medewerker van de afdeling Zeden bleek “dat bij een eerste controle meer dan duizend (1000)
pornografische afbeeldingen op totaal twee dvd’s stonden waarvan minimaal vijf (5) fotografische opname als kinderporno konden worden aangemerkt”. IJ. heeft in genoemd proces-verbaal voorts gerelateerd dat hij de inrichting op de hoogte heeft gebracht
van dit eerste onderzoek en dat de aangifte ter zake van het bezit van kinderporno door de afdeling Zeden zou worden opgenomen. Die aangifte is op 14 juli 2016 door de inrichting gedaan.

Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de beroepscommissie voldoende aannemelijk dat, zoals de inrichting heeft gesteld, door verbalisant IJ. op 8 juli 2016 aan de inrichting is gemeld dat op de in klagers woning aangetroffen dvd’s in ieder
geval vijf foto’s met kinderporno stonden. Op grond daarvan acht de beroepscommissie de beslissing tot intrekking van klagers transmuraal verlof niet onredelijk of onbillijk. Evenmin acht de beroepscommissie die beslissing onzorgvuldig genomen, in
aanmerking genomen dat de inrichting in redelijkheid heeft kunnen afgaan op de juistheid van de gedane mededeling. De omstandigheden dat IJ. geen (gecertificeerd) zedenrechercheur was en mogelijk ook in andere aangelegenheden voor de inrichting als
contactpersoon optrad, alsmede dat later uit is gebleken dat de aangetroffen afbeeldingen niet voldeden aan de criteria van artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht en ook het bezit van het inbeslaggenomen (steek)wapen niet strafbaar was, doen daar
niet aan af. Het beroep zal ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal worden bevestigd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en mr. J.M.L. Niederer, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 18 januari 2017

secretaris voorzitter

Naar boven