Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3325/GA, 16 januari 2017, beroep
Uitspraakdatum:16-01-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/3325/GA

betreft: [klager] datum: 16 januari 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 26 september 2016 van de beklagcommissie bij het Detentiecentrum Rotterdam

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 29 november 2016, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) De Schie te Rotterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. M. de Reus, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij het
Detentiecentrum Rotterdam.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de plaatsing van klager op een meerpersoonscel en het uitblijven van zijn plaatsing op een eenpersoonscel (DT-2016-181).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Gelet op de inhoud van de verklaring van 28 april 2016 van klagers eigen psycholoog kan klager zich niet verenigen met het standpunt dat er geen
contra-indicaties aanwezig waren voor een plaatsing van klager op een meerpersoonscel. Klager bestrijdt dat hij contact heeft gehad met de inrichtingspsycholoog, in die zin dat uitgebreid met hem is gesproken. Het waren drie gesprekken van 15 minuten.
Voorts bestrijdt klager dat er sprake is geweest van een uurscontrole. Klagers eigen psycholoog heeft een klemmend verzoek gedaan klager te plaatsen in een eenpersoonscel. Na klagers overplaatsing is klager op
4 mei 2016 tot het einde van zijn detentie in een eenpersoonscel geplaatst. Klager gaat ervan uit dat de verklaring van 28 april 2016 hierbij een wezenlijke rol heeft gespeeld. De directeur van het Detentiecentrum Rotterdam heeft onvoldoende aandacht
gehad voor klagers situatie. Deze is pas na klagers overplaatsing naar de p.i. Alphen aan den Rijn op waarde geschat.
De inrichtingspsycholoog reageerde door de medicatie te verhogen. Klager begrijpt niet hoe binnen de korte tijd dat de gesprekken met de inrichtingspsycholoog duurde een diagnose kan worden gesteld. Klager volgt als gevolg van dit alles thans een
EMDR-therapie. De directeur heeft niet aan zijn zorgplicht voldaan. De directeur is verantwoordelijk voor wat er in de inrichting gebeurt. De directeur is hierin ernstig tekortgeschoten.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De directeur gaat uit van het oordeel van de medische dienst die geen contra-indicatie aanwezig achtte voor een plaatsing op een meerpersoonscel.
Dit is een medisch oordeel. Een uurscontrole wordt ingevoerd als een gedetineerde ziek is en houdt in dat de gedetineerde elk uur wordt gezien om te kijken of hij in orde is.

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. De directeur heeft kunnen afgaan op het advies van de medische dienst, dat inhoudt dat er ten aanzien van
klager geen indicatie aanwezig is hem op een eenpersoonscel te plaatsen. De directeur kan hierbij voorbijgaan aan het andersluidende oordeel van klagers eigen psycholoog van buiten, temeer nu moet worden aangenomen dat zij de situatie in de inrichting
niet kent. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. A.T. Bol, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris,
op 16 januari 2017

secretaris voorzitter

Naar boven