Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3246/TB, 16 januari 2017, beroep
Uitspraakdatum:16-01-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/3246/TB

betreft: [klager] datum: 16 januari 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. L.M. Oldenburg, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 19 september 2016 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 20 december 2016, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klagers raadsvrouw mr. L.M. Oldenburg, en namens de Staatssecretaris [...], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het
ministerie van Veiligheid en Justitie.

Klager heeft afstand gedaan van het recht om ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager te plaatsen in een longstayvoorziening van FPC Pompestichting.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Bij beslissing van 13 februari 2006 is klager in FPC Dr. S. van Mesdag geplaatst. Bij beslissing van 27 maart 2009 is klager overgeplaatst
naar FPC De Rooyse Wissel en bij beslissing van 17 juni 2011 is klager vervolgens overgeplaatst naar FPC De Kijvelanden. Deze inrichting heeft klager op 24 augustus 2015 aangemeld voor plaatsing op een longstayafdeling. Bij advies van 9 maart 2016 van
de Landelijke Adviescommissie Plaatsing (LAP) is aangegeven dat de behandelaar ten aanzien van klager in alle redelijkheid tot de longstayindicatie heeft kunnen komen.
Vervolgens is klager op 16 september 2016 gehoord over de voorgenomen plaatsing in een longstayvoorziening van FPC Pompestichting. De Staatssecretaris heeft op 19 september 2016 beslist klager in die voorziening te plaatsen. Klager is op 22 september
2016 geplaatst in de longstayvoorziening van FPC Pompestichting te Vught.

3. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
In 2011 zijn pro justitia rapportages uitgebracht waarin is geadviseerd om klager in een traject te plaatsen dat gericht is op resocialisatie. Deze rapportages zijn niet meegewogen in de beslissing. Daarna is een impasse ontstaan en werd gezegd dat
klager niet wilde meewerken aan zijn behandeling, terwijl de situatie zoals die was in 2011 niet veranderd is. Uit de rapportages volgt dat klager vanaf 2002 tot 2010 nooit fysiek geweld heeft gebruikt en dat is nog steeds zo. In veertien jaar heeft
hij
geen fysiek geweld gebruikt. De inrichting stelt dat getracht is om klager te resocialiseren terwijl dit niet is gebeurd. Klager is inmiddels in een longstayvoorziening geplaatst en is gebarsten. Onderzoek heeft tot nu toe op basis van papieren stukken
plaatsgevonden. Een paar dagen geleden gaf klager aan dat hij geen vertrouwen had in de RSJ en dat hij het beroep wilde intrekken. De raadsvrouw heeft klager gezegd niet op te geven.
Er is nu een opening. Klager heeft aangegeven dat hij nu bereid is om mee te werken en er zal nu op korte termijn een onderzoek plaatsvinden door een psycholoog en een psychiater. Verzocht wordt om de behandeling van de zaak hiertoe aan te houden.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
In het kader van de vierjaarsrapportage zal klager onderzocht worden door een psycholoog en een psychiater. Indien daar een mogelijkheid tot behandeling uit zou blijken, kan alsnog worden verzocht om overplaatsing naar een behandelinrichting. Verzocht
wordt om het verzoek om aanhouding af te wijzen.
In 2011 is bezien of een resocialisatiepoging mogelijk was. Klager heeft geen medewerking verleend. Door zijn jarenlange weigering om mee te werken aan de behandeling is klagers persoonlijkheidsproblematiek onveranderd gebleven en daarmee ook
het hoge recidiverisico. In de loop der jaren heeft klager vijandigheid opgebouwd ten aanzien van het systeem. Plaatsing in een longstayvoorziening met een laag zorgniveau en een gemiddeld tot hoog beveiligingsniveau is passend. In de aanvullende
reactie van FPC De Kijvelanden is aangegeven dat het niet mogelijk is samenwerking aan te gaan om een resocialisatieproces vorm te geven. Geadviseerd is om klager in een longstayvoorziening te plaatsen. Het streven is dat klager binnen de longstay tot
probleembesef en een samenwerkingsrelatie komt en zich begeleidbaar op kan stellen. Dan wordt het delictrisico beheersbaar en kunnen beveiliging en toezicht langzaam worden afgebouwd.
In de pro justitia rapportage van psychiater K. van 7 december 2015 is aangegeven dat het onderzoek onvolledig is geweest omdat zij klager eenmaal, maar wel uitgebreid, heeft gesproken en hij een tweede gesprek weigerde. Vanuit dit onvolledig onderzoek
schat zij de kans op gewelddadig gedrag/agressie hoog in. Er is sprake van een grote mate van boosheid, verhoogde mate van krenkbaarheid en een wantrouwende grondhouding. Klager is voldoende behandeling geboden maar klager weigert behandeling en
samenwerking, waardoor een impasse is ontstaan. Geadviseerd is om klager in een longstayvoorziening te plaatsen. Psychiater K. acht het mogelijk dat klager daar het verzet laat vallen en wel wil samenwerken en heeft geadviseerd om de
behandelingsbereidheid te blijven toetsen. Dat klager niet wilde meewerken, wil niet zeggen dat er geen uitgebreid onderzoek is gedaan. Het LAP-advies onderschrijft het advies om klager in een longstayvoorziening te plaatsen. De LAP sluit niet uit dat
het wegnemen van behandeldruk een gunstige uitwerking zal hebben op klager en zijn bereidheid tot samenwerking. De LAP heeft ook het gehele behandeltraject bekeken inclusief de rapportages uit 2011. In FPC Pompestichting heeft klager een negatieve
houding. Klager houdt het contact af en het is zeer moeilijk om hem te onderzoeken en een behandelrelatie aan te gaan. Op termijn wordt bezien of er mogelijkheden zijn om uit de behandelimpasse te komen.

4. De beoordeling
Klagers raadsvrouw heeft verzocht om de behandeling van het beroep aan te houden omdat klager heeft aangekondigd te willen meewerken aan onderzoek en nieuwe psychologische en psychiatrische rapportages zullen worden uitgebracht.

De beroepscommissie ziet geen noodzaak om de behandeling van de zaak aan te houden omdat in de longstayvoorziening behandelmogelijkheden voortdurend worden getoetst. Indien uit nieuw uit te brengen rapportages behandel-/resocialisatiemogelijkheden
zouden blijken, kan klager te allen tijde een verzoek doen tot overplaatsing.

Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de tbs-gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de tbs-gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Volgens het door de Staatssecretaris gevolgde longstaybeleid komt een ter beschikking gestelde, met inachtneming van de voornoemde eisen van artikel 11, tweede lid, van de Bvt, in aanmerking voor plaatsing in een longstayvoorziening, indien
a) er blijkens recente risicotaxatie risico bestaat dat hij een ernstig delict pleegt en het risico voor fysieke schade van anderen zodanig groot is dat de maatschappij daartegen moet worden beschermd,
b) beveiliging naast eventuele zorg nodig is om te voorkomen dat hij tot onder a) bedoeld ernstig delict komt,
c) het delictrisico niet zodanig is afgenomen dan wel beheersbaar is geworden dat hij buiten de onder b) bedoelde vormen van beveiliging en toezicht kan,
d) hij conform ‘state of the art’ alle behandelmogelijkheden heeft ondergaan, bij voorkeur in twee behandelsettingen, zonder dat dit heeft geleid tot een substantiële vermindering van het delictgevaar, en
e) er geen mogelijkheid is tot plaatsing in de Geestelijke Gezondheidszorg vanwege het vereiste hoge beveiligingsniveau.

Gelet op de uitgebrachte rapportages en adviezen omtrent klagers diagnose, behandelbaarheid en delictgevaarlijkheid waaronder de aanmelding voor de longstayplaatsing van 24 augustus 2015, het advies van de LAP - die overigens ook de oudere pro
justitia rapportages uit 2011 heeft meegewogen - van 9 maart 2016, welke naar het oordeel van de beroepscommissie alle voldoende zorgvuldig tot stand zijn gekomen en betrokken kunnen worden bij de vraag naar de noodzaak om klager te doen verblijven in
een longstayvoorziening, alsmede de op 7 december 2015 uitgebrachte pro justitia rapportage van de psychiater K.- uit de pro justitia rapportage van 21 december 2015 van de psycholoog G. blijkt dat klager heeft geweigerd om mee te werken aan het
onderzoek - , heeft de Staatssecretaris er in redelijkheid van uit mogen gaan dat voortzetting van klagers verblijf op een behandelafdeling in FPC De Kijvelanden niet langer aan het doel daarvan beantwoordde, dat klager aan alle criteria voor plaatsing
op een longstayafdeling voldoet en dat derhalve een longstayvoorziening vooralsnog als de meest aangewezen plaats voor tenuitvoerlegging van de tbs moet worden aangemerkt.
Hierbij is met name in aanmerking genomen dat klager voortdurend heeft geweigerd om mee te werken aan behandeling waardoor zijn persoonlijkheidsproblematiek onveranderd is gebleven en daarmee ook het hoge recidiverisico.

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen kan de beslissing klager in een longstayvoorziening van FPC Pompestichting te plaatsen, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep
zal derhalve ongegrond worden verklaard.
De beroepscommissie merkt overigens op dat namens klager is aangegeven dat hij thans wel wil meewerken aan onderzoek en dat dit als een positieve ontwikkeling kan worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.M. Maanicus, voorzitter, mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester en mr.drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 16 januari 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven