Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2290/GA, 16 januari 2017, beroep
Uitspraakdatum:16-01-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/2290/GA

betreft: [klager] datum: 16 januari 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R. Dijkstra, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 27 juni 2016 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Zoetermeer

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 29 november 2016, gehouden in de p.i. De Schie te Rotterdam, zijn gehoord [...] en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur respectievelijk juridisch medewerker bij de p.i. Zoetermeer. Hoewel voor klagers vervoer
naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt. De raadsvrouw van klager, mr. R. Dijkstra, heeft schriftelijk bericht verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen. Van het besprokene ter zitting is een verslag opgemaakt.
Klager en zijn raadsvrouw zijn in de gelegenheid gesteld nader schriftelijk te reageren op het verslag. Op 14 december 2016 is een schriftelijke reactie van klagers raadsvrouw ontvangen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het opnemen van telefoongesprekken (ZO 2016/267).

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft pas recentelijk documenten in handen gekregen die de inhoud van zijn beklag ondersteunen en die betrekking hebben op de voorhanden zijnde
situatie. Op 8 december 2013 is een proces-verbaal opgemaakt over de verstrekking van telefoongesprekken die door klager in de periode van 28 juni tot en met 8 december 2013 zijn gevoerd. Klager is nimmer op de hoogte gesteld van het opslaan van deze
gesprekken noch heeft klager onder een toezichtmaatregel gestaan, die het opnemen van de telefoongesprekken zou rechtvaardigen. Klager heeft eerder op 15 april 2015 beklag ingediend over het opnemen van de telefoongesprekken. Klager is toen
niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag wegens het ontbreken van relevante stukken. Daarbij is door de beklagcommissie medegedeeld dat bij het verkrijgen van de relevante stukken hij alsnog beklag zou kunnen indienen. Klager heeft twee maanden
geleden relevante bewijsstukken ontvangen, waaronder het proces-verbaal voor de verstrekking van telefoongegevens. Klager heeft hierna onverwijld beklag ingediend. Daarmee kan redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat klager in verzuim is geweest.
De directeur komt terug op zijn eerdere verweer van 15 juni 2016 en stelt in beroep dat het toch mogelijk is geweest dat de vordering is ontvangen. Volgens de directeur wordt hiervan geen administratie bijgehouden. Klager vindt dit uiterst dubieus en
niet plausibel. In RSJ 9 maart 2016, 15/3445/GA heeft de beroepscommissie bepaald dat een directeur er voor dient zorg te zorgen dat een gedetineerde van het recht op te telefoneren gebruik kan maken op een wijze waarbij zijn recht op privacy zoveel
als
mogelijk is gewaarborgd. Toezicht op telefoongesprekken kan enkel in de in artikel 36, vierde lid, van de Pbw genoemde gevallen en op basis van concrete aanwijzingen. Hieraan dient een belangenafweging vooraf te gaan. De handelwijze van de directeur
staat haaks op de uitgangspunten van artikel 8 EVRM, het Besluit toezicht opnemen telefoongesprekken justitiële inrichtingen (Stb. 2010, 700) en de Pbw.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De directeur heeft ter zitting - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd. In het verweerschrift van 15 juni 2016 voor de beklagcommissie
wordt gesteld dat de inrichting geen opdracht heeft ontvangen de opgeslagen telefoongesprekken te verstrekken. Dit is te stellig geweest. Bij het doorspreken hiervan met de beveiliging, werd duidelijk dat het mogelijk zou zijn geweest dat de vordering
toch kon zijn ontvangen. Van dergelijke verzoeken wordt geen administratie bijgehouden, ook was het toen niet de gewoonte de gedetineerde hierover te informeren. De directeur neemt thans aan dat de inrichting de vordering heeft ontvangen en dat de
gesprekken op een cd zijn aangeleverd. Het verzoek van de Officier van Justitie zal dus zijn gehonoreerd. Voor de advocaat moet het na ontvangst van het strafdossier duidelijk zijn geweest dat de gesprekken waren opgenomen.
Thans worden verzoeken van de Officier van Justitie ter ondertekening aan de inrichting voorgelegd, waarna bij Telio de gesprekken worden opgenomen. De inrichting neemt niet langer zelf de gesprekken op.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht en wijst het verzoek om aanhouding van de behandeling van het beroep af.

De beroepscommissie is van oordeel dat de beklagcommissie op goede gronden en met juistheid op het beklag heeft beslist. Aangenomen moet worden dat het proces-verbaal van 8 december 2013 van de politie en de vordering van de Officier van Justitie van
11 december 2013 met betrekking tot de vordering tot het verstrekken van historische gegevens onderdeel uitmaken van het strafdossier en klager en zijn advocaat daarom eerder bekend moeten zijn geweest. Mitsdien zijn er geen omstandigheden gebleken
waardoor de overschrijding van de beklagtermijn verschoonbaar zou zijn. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. A.T. Bol, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Kokee, secretaris, op 16 januari 2017

secretaris voorzitter

Naar boven