nummer: 03/78/GV
betreft: [klager] datum: 19 februari 2003
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 7 januari 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 16 december 2002 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.
2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt in zijn beroepschrift gedateerd 27 december 2002 toegelicht. De bestreden beslissing is op 21december 2002 genomen en derhalve is klager ontvankelijk in zijn beroep. De Minister is ten onrechte de mening toegedaan dat er geen sprake is van een zodanig bijzonder onverwachte gebeurtenis welk een zwaarwegende reden vormt om degevangenisstraf te onderbreken, teneinde zijn zakelijke beslommeringen met name gericht op de zaakvoering binnen zijn bedrijf te regelen. De overweging dat klager pas een dag voor zijn opname als zelfmelder een vervanger benoemde,is onvoldoende om de beslissing te kunnen dragen. Klager heeft al het nodige gedaan om te voorzien in een adequate vervanger doch is afhankelijk van degene die wordt aangesteld. Er is sprake van overmacht. De vervanger is op 1 april2002 al in dienst getreden. Omdat klager tot 18 augustus 2002 nog aanwezig zou zijn, was er geen reden om de vervanger eerder te benoemen. De bevreemding van de Minister voor wat dit betreft is niet juist en overbodig. Dat devervanger na een aantal maanden na het vertrek van klager in het geheel niet blijkt te functioneren is een kwestie van overmacht. Hij is vaak afwezig en staat niet open voor overleg, waardoor het personeel zich van hem vervreemddeen er een onwerkbare situatie ontstond. Een onmiddellijk ingrijpen van klager is onvermijdelijk en nodig om het bedrijf niet geheel kwijt te raken. Klager is van mening dat het bedrijf, waarvan een onderdeel reeds is gefailleerd, enthans in zwaar weer verkeert toch nog kan worden gered. Aan een doorstart wordt koortsachtig gewerkt. Het is voldoende om klager wekelijks gedurende 24 uur vanaf maandag 12.00 uur tot dinsdag 12.00 uur in de gelegenheid te stellende mensen aan te sturen en alle neuzen dezelfde kant op te laten wijzen. De Minister heeft ten onrechte een veel te lange periode gebruikt, bijna twee maanden, om te beslissen op klagers verzoek.
Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Er is geen aanleiding gevonden om aan het verzoek te voldoen. Strafonderbreking wordt onder meer verleend in geval van actuele en bijzondere (vaak) onverwachte gebeurtenissen die het noodzakelijk maken dat de gevangenisstraf enigetijd wordt onderbroken. In klagers situatie is daar geen sprake van. Uit de stukken is gebleken dat klager zijn zakelijke activiteiten is gestart in de zomer 2001. Dit in de wetenschap dat hij op enig moment dan wel na afwijzing vanhet door hem ingestelde cassatieberoep, ingesteld tegen het arrest van het hof van 18 juni 1999, een gevangenisstraf zou moeten ondergaan met alle consequenties van dien. Dit impliceert dat klager voldoende gelegenheid heeft gehadom afdoende maatregelen en/of voorzieningen te treffen gericht op het waarborgen van de continuïteit van zijn onderneming c.q. bedrijfsvoering. Het bevreemdt dat pas op 18 augustus 2002 een vervanger is benoemd, slechts één dag voorklagers opname als zelfmelder.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van unit Westlinge te Heerhugowaard heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te 's-Hertogenbosch heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen een maand strafonderbreking.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van een jaar en zes maanden met aftrek, wegens valsheid in geschrift en verduistering in dienstbetrekking. Aansluitend dient hij een gevangenisstraf van 9 maanden met aftrek te ondergaan. Dewettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 6 februari 2004.
Krachtens artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr.733726/98/DJI), kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanige bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer dat nietkan worden volstaan met een andere vorm van verlof.
Op grond van artikel 38 van voornoemde Regeling kan eenmalig strafonderbreking worden verleend in verband met dringende omstandigheden van zakelijke aard. De gedetineerde dient aan te tonen dat zijn persoonlijke aanwezigheidnoodzakelijk is en dat de zakelijke belangen al voor aanvang van de detentie bestonden.
De beroepscommissie is van oordeel dat van dringende omstandigheden van zakelijke aard onvoldoende is gebleken. Voor zover klager de aangevoerde kwestie niet vóór zijn detentie had kunnen voorzien, kan hij, omdat hij in een halfopen inrichting verblijft, zijn regimair verlof aanwenden om zijn zakelijke belangen te behartigen. Derhalve is de afwijzing door de Minister van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting niet in strijd met de weten kan deze, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 19 februari 2003
secretaris voorzitter