Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1307/GV, 15 mei 2017, beroep
Uitspraakdatum:15-05-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 17/1307/GV

betreft: [klager] datum: 15 mei 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 13 april 2017 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klager zal na twee jaar detentie toch moeten wennen aan de maatschappij. Dit hebben het openbaar ministerie, het multidisciplinair-overleg en de vrijhedencommissie ook geadviseerd. Klager vindt het goed hij dat een enkelband moet dragen (elektronisch
toezicht) en dat een gebiedsverbod geldt. De afwijzing van klagers vijfde en laatste verlofmoment is onmenselijk. Met betrekking tot de weigeringsgronden voert klager aan dat door de enkelband en het gebiedsverbod geen sprake kan zijn van ongewenste
slachtofferconfrontatie. Het risico van maatschappelijke onrust is onzin, nu klager binnenkort uit detentie komt. Daarnaast is klagers zoon niet onder toezicht van jeugdzorg gesteld. Klagers zoon gaat vaak bij klagers moeder op visite en klager is vrij
om zijn zoon daar te ontmoeten. De bedreigingen, waar klager overigens niets van af weet, dateren van een jaar geleden. Klager wil een schadevergoeding van € 1.000,=.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Gezien de inhoud van de adviezen en andere omstandigheden is besloten het verlofverzoek af te wijzen. Klager zoekt (indirect) contact met de moeder van zijn zoon, terwijl hem dit is verboden. Het openbaar ministerie is voornemens om te vorderen dat
klager in voorlopige hechtenis blijft tot voorbij de VI-datum op basis van het vonnis De weigeringsgronden van artikel 4 onder d, g en i van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) zijn van toepassing. Voor een
tegemoetkoming bestaat geen aanleiding. Verzocht wordt het beroep ongegrond te verklaren.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
Op 4 april 2017 heeft de directeur van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard eerst positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, mits de bijzondere voorwaarden van een contactverbod en locatieverbod worden opgelegd, welke gecontroleerd
worden
door middel van elektronisch toezicht. Op 14 april 2017 heeft de directeur negatief geadviseerd vanwege de inhoud van de volgende adviezen.
De advocaat-generaal bij het ressortsparket te Amsterdam heeft negatief geadviseerd en hierbij aangegeven dat de persoonlijke belangen van klager niet prevaleren boven de maatschappelijke belangen. Tevens is het openbaar ministerie voornemens te
vorderen dat klager in voorlopige hechtenis blijft tot voorbij de v.i.-datum. Klager zal daarom mogelijk niet op korte termijn in vrijheid worden gesteld. Tevens wordt inhoudelijk verwezen naar de eerder afgegeven adviezen.
De politie heeft bezwaar tegen verlofverlening, omdat klager (indirect) contact zoekt met de moeder van zijn zoon, terwijl hem dit verboden is.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van twee jaren met aftrek, wegens – kort gezegd – verboden wapen- en munitie bezit, het bedreigen, stalken en een poging tot doodslag op zijn ex-vriendin. Tegen het vonnis van de rechtbank heeft het openbaar
ministerie hoger beroep ingesteld. De fictieve einddatum van de detentie valt op of omstreeks 5 mei 2017. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van acht dagen te ondergaan.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers vijfde verlofaanvraag. Hij kan maximaal zes verlofaanvragen indienen, afhankelijk van de einddatum van de detentie.

Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde om zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de
maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf.

Uit het selectieadvies blijkt dat klagers gedrag in de inrichting niet onbesproken is. Zo heeft de directeur van de locatie Zuyder Bos op 24 november 2016, 13 december 2016 en 20 december 2016 disciplinaire straffen opgelegd aan klager vanwege
werkweigering en contrabande op cel waaronder alcohol en drugs.
Voorts is er een melding van Jeugdzorg naar aanleiding van een gesprek dat op 26 oktober 2016 is gevoerd met klager in de inrichting. Klager was teleurgesteld dat hij geen zicht meer had op zijn zoon en geeft aan dat hij geen andere optie heeft dan
zijn
eigen plan te trekken en zijn zoon op te gaan zoeken. Hij heeft hierbij gezegd dat: “jeugdzorg negatief in het nieuws gaat komen als er iets fout gaat [...].”Gezien deze zorgelijke houding heeft Jeugdzorg om een veiligheidsplan gevraagd voor de
verlofmomenten voor de ex-vriendin en klagers zoon. In een gesprek op 3 maart 2017 met zijn mentor legt klager de schuld voor zijn gedrag en uitlatingen buiten zichzelf
Daarnaast heeft de advocaat-generaal meegedeeld dat een eerdere veroordeling klager er niet van heeft weerhouden om zijn ex-vriendin opnieuw te belagen. Een civiel- en strafrechtelijk verbod heeft klager meerdere malen overtreden. De politie heeft
geïnformeerd dat ook de moeder van klager in contact probeerde te komen met klagers ex-vriendin en zich begeeft bij de school van klagers zoon. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een forse contra-indicatie vormen voor
verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers rechtvaardigen. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b, c, d, e,
g, en i van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie beslist dan ook als volgt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem-Broos en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 15 mei 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven