Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/0326/GA, 19 mei 2017, beroep
Uitspraakdatum:19-05-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Bezoek  v

Uitspraak

nummer: 17/326/GA

betreft: [klager] datum: 19 mei 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.A. Blok, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 15 december 2016 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel, betreffende (Ta 2016-000408):
a. een disciplinaire straf van tien dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel zonder tv ingaande op 17 augustus 2016;
b. de ontzegging van bezoek zonder toezicht (BZT) ingaande op 23 augustus 2016 en eindigend op 23 november 2016 en
c. het ontslag van klager als gedecolid op 23 augustus 2016,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 28 april 2017, gehouden in de p.i. Lelystad, zijn gehoord [...], juridisch medewerker, en [...], stagiaire bij de p.i. Ter Apel.

Klagers raadsvrouw heeft meegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De beoordeling
Met betrekking tot b. overweegt de beroepscommissie dat gelet op artikel 3.8.1 onderwerp BZT van de huisregels een gedetineerde voor BZT in aanmerking komt mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Onder punt 5 is opgenomen dat het gedrag van de
gedetineerde mede afhankelijk is voor het toekennen van BZT. Als het gedrag van de gedetineerde daartoe aanleiding geeft kan een vooraf toegekend BZT alsnog worden geweigerd of worden omgezet in een regulier bezoek.

Vaststaat dat na ernstige geweldsincidenten een groot veiligheidsonderzoek is gehouden in de p.i. en dat daarbij klagers naam naar voren is gekomen. Vervolgens heeft een celinspectie plaatsgevonden en is op klagers cel een mobiele telefoon
aangetroffen.
Het bezit van de mobiele telefoon wordt door klager niet betwist.

Naar het oordeel kan de beslissing van de directeur, gelet op klagers gedrag en het feit dat klager in de betreffende periode wel regulier bezoek is toegestaan, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Zij zal derhalve het beroep op dit punt
ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen met wijziging van de gronden.

Hetgeen in beroep ten aanzien van a. en c. is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie evenmin tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal in zoverre eveneens ongegrond worden verklaard.

2. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met ten aanzien van b. wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M. Soffers, voorzitter, mr. E. Lucas en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op
19 mei 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven