Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/0564/GA, 12 mei 2017, beroep
Uitspraakdatum:12-05-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 17/564/GA

betreft: [klager] datum: 12 mei 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 15 februari 2017 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de p.i. Dordrecht in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman G.J. Woodrow om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afwijzing van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof (PD-2017-000006).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
Klager stelt zich op het standpunt geen cannabis (meer) gebruikt te hebben. Volgens klager is geen sprake van een positieve urinecontrole nu uit zowel de uitslag van 12 december 2016 als de uitslag van 11 november 2016 een THC-waarde hoger dan de
afkapwaarde naar voren kwam waardoor niet geconcludeerd kan worden dat sprake is geweest van cannabisgebruik in de periode gelegen tussen de twee controles. Klager verwijst in dit verband naar RSJ 12 januari 2017, 16/2604/TA. Uit de stukken volgt
bovendien dat op 10 oktober 2016 nog een THC-waarde van 713 ug/ l was gemeten, zodat bij de controle in november 2016 en in december 2016 sprake was van een aanzienlijke daling en niet op voorhand gesteld kan worden dat geen vertrouwen bestaat in een
goed verloop van het verlof. Bovendien is door de directeur en klagers casemanager in eerste instantie medegedeeld dat de laatste uitslag niet betrokken zou worden bij de behandeling van klagers verlofaanvraag, en de uitslag van 11 november 2016
evenmin
een beletsel zou vormen aangezien klager niet is gestraft. Klager is van mening dat hij mocht vertrouwen op deze mededelingen, zodat de beslissing tot afwijzing onzorgvuldig (en willekeurig) is genomen. Voorts verzoekt klager de beroepscommissie mee te
wegen de omstandigheid dat hij een lange gevangenisstraf van acht jaar ondergaat en hij zich in de laatste fase van zijn detentie bevindt, maar hem desondanks iedere kans op resocialisatie wordt ontnomen doordat telkens (onverwachte) nieuwe redenen
worden ‘gevonden’ om zijn verlofaanvraag af te wijzen. Klager heeft tot op heden nog geen verlof genoten.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van acht jaar met aftrek wegens diefstal met geweld, met de dood als gevolg. Aansluitend dient hij in totaal nog 51 dagen gevangenisstraf in verband met twee andere vonnissen te ondergaan en 90 dagen gevangenisstraf
in verband met de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf en 7 dagen hechtenis op grond van de Lex Mulder. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 26 juni 2017.

De beroepscommissie stelt op basis van de stukken het volgende vast.
Uit de beslissing van 20 december 2016 strekkende tot afwijzing van klagers verlofaanvraag volgt dat de directeur heeft besloten de aanvraag af te wijzen in verband met de positieve uitslagen op THC bij de urinecontroles van respectievelijk 11 november
2016 en 12 december 2016. Op 11 november 2016 had klager een THC score van 97 ug/l en op 12 december 2016 had hij een THC score van 73 ug/l op THC en bij het herhalingsonderzoek 69 ug/l. Uit de stukken volgt voorts dat klager voor de positieve uitslag
bij de controle van 12 december 2016 op 20 december 2016 disciplinair is gestraft met vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel. Gesteld, noch gebleken is dat klager tegen laatstgenoemde disciplinaire straf beklag heeft
ingediend – en dit beklag gegrond is verklaard –, zodat niet gebleken is dat niet van deze positieve uitslag kan worden uitgegaan. Bovendien volgt uit het schriftelijk verslag van 15 december 2016 dat klager daarnaast ook op 4 oktober 2016 en op 10
oktober 2016 disciplinair is gestraft in verband met positieve scores op THC. Naar aanleiding van de positieve score op 11 november 2016 is geen disciplinaire straf aan klager opgelegd.

In het Drugsontmoedigingsbeleid van 10 december 2014 is vermeld dat bij het voor de tweede maal gebruiken van softdrugs binnen een periode van drie maanden het eerstvolgende verlof wordt ingetrokken. Nu naar het oordeel van de beroepscommissie
voldoende
is komen vast te staan dat klager in een periode van drie maanden (minimaal) twee maal positief heeft gescoord op softdrugs bij een urinecontrole, kan de beslissing tot afwijzing van klagers verlofaanvraag naar het oordeel van de beroepscommissie niet
als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal worden bevestigd met aanvulling van de gronden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M van der Bas, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem-Broos en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 12 mei 2017

secretaris voorzitter

Naar boven