nummer: 17/847/GA
betreft: [klager] datum: 11 mei 2017
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. Wezepoel, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 10 maart 2017 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Zwolle,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur van de p.i. Zwolle in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsvrouw, om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afwijzing van klagers derde verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof (AVG) van 3 februari 2017.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep – zakelijk weergegeven – als volgt toegelicht.
De beklagcommissie heeft overwogen dat klager bijzondere voorwaarden zou hebben overtreden en zich niet heeft begeven naar het verlofadres. De beklagcommissie er is bij de mondelinge uitspraak ongemotiveerd aan voorbij gegaan dat door en namens klager
is gewezen op het motiveringsgebrek in de bestreden AVG-beslissing van de directeur. Klager heeft hetgeen in zijn klaagschrift staat uitdrukkelijk op de beklagzitting herhaald. Gelet daarop was een nadere motivering aangewezen. De bestreden beslissing
is zonder nadere toelichting niet zorgvuldig tot stand gekomen en ondeugdelijk gemotiveerd. De einddatum van de detentie nadert, zodat klagers resocialisatiebelang, ondanks een eerder niet voorspoedig verlopen verlof, zwaarder dient te wegen en een
verlof voor beperkte duur (dagverlof) meer aangewezen is.
De directeur heeft daarop geantwoord als tegenover de beklagcommissie. Voorts is – zakelijk weergegeven aangevoerd – dat zich omstandigheden hebben voorgedaan die ernstig afbreuk doen aan het vertrouwen in een goed verloop van een volgend algemeen
verlof. Hiervoor wordt inhoudelijk verwezen naar RSJ 16 februari 2017, 17/0002/GB inzake een beroep van klager. Klager heeft niet geslapen op zijn verlofadres en hij erkent dat hij het gebiedsverbod heeft overtreden. Het stellen van bijzondere
voorwaarden kan eventuele risico’s daarom niet ondervangen. De stelling van de raadsvrouw dat klager tijdens het verlof nog bijgestuurd kan worden, is geen goede basishouding om verlof toe te kennen. Als signaal naar de samenleving dient elk verlof
zonder incidenten te verlopen. Uit niets blijkt dat klager nu doordrongen zou zijn van het feit dat hij zich wel op zijn verlofadres moet ophouden. Klager is onbetrouwbaar met betrekking tot het nakomen van duidelijke afspraken en voorwaarden en dit
valt hem aan te rekenen. Dit staat ook in het reclasseringsadvies van 29 september 2016. Algemeen verlof is geen absoluut recht. Een aanvraag hiertoe wordt per keer beoordeeld aan de hand van de dan bekende feiten en omstandigheden. Gelet op het feit
dat klager zich niet heeft gehouden aan de voorwaarden, het feit dat hij positief heeft gescoord op softdrugsgebruik en op de inhoud van het reclasseringsadvies, is de belangenafweging die de heeft gemaakt redelijk en billijk.
3. De beoordeling
Klager, die thans gedetineerd is, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen een veroordeling voor – kort gezegd – doodslag en gekwalificeerde mishandeling.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers derde verlofaanvraag.
Vaststaat dat klagers eerst verleende verlof in de periode van 16 september 2016 tot 18 september 2016 zonder incidenten is verlopen. Bij dit verlof waren de bijzondere voorwaarden van een contactverbod en gebiedsverbod opgelegd.
Met betrekking tot het tweede toegekende verlof staat het volgende vast. Dit verlof is ingegaan op 25 november 2016. Voorafgaand hieraan zijn de bijzondere voorwaarden (een contactverbod en een gebiedsverbod) met klager besproken op 17 november 2016.
In
de verlofbrief, die klager heeft ondertekend, staat dat klager tijdens zijn verlof tussen 23.00 uur en 06.00 uur op het verlofadres aanwezig dient te zijn en dat klager mobiel bereikbaar moet zijn voor de reclassering. Van het gebiedsverbod is een
plattegrond bijgevoegd. Tijdens dit verlof heeft klager het gebiedsverbod overtreden. Daarnaast verbleef hij in de nachtelijke uren niet op het verlofadres en was hij telefonisch niet bereikbaar voor de reclassering.
De beroepscommissie is van oordeel dat de omstandigheden bij klagers tweede verlof een forse contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers derde verlofaanvraag rechtvaardigen. Bovendien heeft klager op 24 januari
2017 positief gescoord op softdrugs bij een urinecontrole. Gezien de weigeringsgronden als omschreven in artikel 4 onder c en d van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, kan de afwijzende beslissing van de directeur van 3 februari 2017 niet
als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan daarom niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem-Broos en J. Schagen, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 11 mei 2017.
secretaris voorzitter