Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/0410/GV, 11 mei 2017, beroep
Uitspraakdatum:11-05-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 17/410/GV

betreft: [klager] datum: 11 mei 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 30 januari 2017 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman, mr. P.A.J. van Putten, om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op 3 april 2017 is van klagers raadsman
een
schriftelijke toelichting ontvangen. Op 12 april 2017 is van de Staatssecretaris een schriftelijke reactie hierop ontvangen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Indien en voor zover al sprake is van een niet met redenen omkleed beroepschrift, dient dit niet zonder meer tot niet-ontvankelijkheid te leiden. Klager heeft zonder rechtsgeleerde bijstand beroep
ingesteld. Overigens is het beroep wel met redenen omkleed nu daarin is vermeld dat er een negatieve beslissing is genomen met betrekking tot het aangevraagde verzoek tot strafonderbreking. Hiermee geeft klager nadrukkelijk aan dat sprake is van een
negatieve beslissing waarmee hij het niet eens is en waar deze negatieve beslissing betrekking op heeft. Klager is derhalve ontvankelijk in zijn beroep. Klager verwijst naar zijn schriftelijke verzoek om strafonderbreking. Het advies van het Bureau
Individuele Medische Advisering (BIMA) van 7 januari 2017 is summier en onvoldoende nauwkeurig. Het BIMA heeft niet onderkend dat er naast de aanwezige longproblematiek van klagers vader ook sprake is van een leveraandoening. Volgens de politie zou een
broer van het slachtoffer nog steeds schuin tegenover het café wonen. Klager meent dat deze informatie onjuist is. Klager is niet aangehouden voor de deur van zijn ouders maar op een locatie die op ruime afstand hiervan gelegen is. Er kan derhalve geen
sprake zijn van een ongewenste slachtofferconfrontatie. De zaken die vermeld worden over het alcoholgebruik en het daaropvolgende behandeladvies zijn niet juist weergegeven en zullen door de reclassering worden aangepast. Klager verzoekt om
strafonderbreking voor een paar dagen vanwege de gezondheid van zijn vader. Op die wijze kan klager op gepaste wijze afscheid nemen van zijn vader, voordat het te laat is. De moeder van klager is in 2012 overleden. Dit was aan het begin van zijn
detentie. Hiervan ondervindt klager nog steeds heel veel hinder. Weliswaar wordt klager eens in de drie maanden in de gelegenheid gesteld onder begeleiding van DV&O een bezoek aan zijn vader te brengen, doch dit staat niet in verhouding tot het op een
gepaste wijze afscheid kunnen nemen. De kans is aanwezig dat klagers vader plotseling komt te overlijden. Door klager nu een paar dagen in de gelegenheid te stellen afscheid te nemen, wordt voorkomen dat hij dat later niet meer kan. Klager wil zijn
beroep nader mondeling toelichten.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Het beroepschrift is niet met redenen omkleed. Daarom dient klager niet-ontvankelijk in zijn beroep te worden verklaard.
Gelet op het advies van de medisch adviseur bij DJI, acht de Staatssecretaris geen reden tot strafonderbreking aanwezig. Strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden
volstaan met een andere vorm van verlof. Klager wordt periodiek in de gelegenheid gesteld zijn zieke vader te bezoeken en er is op dit moment geen sprake van overlijden op korte termijn. Indien hiervan wel sprake zal zijn, zal klager in de gelegenheid
worden gesteld om onder begeleiding van DV&O afscheid te nemen van zijn vader. Een strafonderbreking voor de duur van een week voor het afscheid nemen van een dierbare is niet noodzakelijk. Gelet op het grote strafrestant, het recidiverisico, de
ongewenste slachtofferconfrontatie en een onaanvaardbaar verblijfsadres, zal een afscheidsbezoek onder begeleiding van DV&O dienen plaats te vinden.
Klager heeft onvoldoende onderbouwd waarom strafonderbreking op medische gronden geïndiceerd is en waarom niet kan worden volstaan met incidenteel verlof elke drie maanden. Een overlijden van klagers vader is op korte termijn niet te verwachten. Een
verlof op het opgegeven verlofadres zal tot sociale onrust leiden. Door het Openbaar Ministerie is een executie indicator afgegeven, waardoor groot belang moet worden gehecht aan het negatieve advies van het Openbaar Ministerie. Op de
toestemmingsverklaring van de vader is alleen toestemming gegeven voor informatie van de huisarts en longarts. Uit deze informatie blijkt dat klagers vader inderdaad niet alleen een longaandoening heeft. Dit is allemaal meegenomen in het advies van het
BIMA.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de p.i. Zuyderbos heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Den Haag heeft aangegeven dat de noodzaak van strafonderbreking boven incidenteel verlof niet duidelijk is gemaakt. De huidige mogelijkheden de vader te bezoeken, bieden voldoende mogelijkheid voor klager
om
zijn vader te zien en afscheid te kunnen nemen. De advocaat-generaal meent verder dat niet is uit te leggen dat een veroordeelde van dusdanige ernstige feiten ruim drie jaar voor zijn v.i. onbegeleid van vrijheden zou kunnen genieten. Ook dient volgens
de advocaat-generaal te worden meegewogen dat negatief is geadviseerd op een gratieverzoek van klager, vanwege de ernstige aard van de feiten en de impact op de maatschappij.
De politie adviseert negatief vanwege het verlofadres in combinatie met de aard van het gepleegde delict en de mogelijkheid van het tegenkomen van nabestaanden van het slachtoffer. Een broer van het slachtoffer woont nog steeds schuin tegenover het
café. Het verlofadres is gelegen in een wijk met een grote gemeenschap bewoners van Marokkaanse afkomst. Bij herkenning zal dit volgens de politie gevolgen hebben voor de sociale rust in de wijk. Verder woont één bewoner die de schietpartij heeft
meegemaakt en klager kende nog steeds boven het café. Een andere bewoonster woont nog steeds in de wijk achter het café. Een confrontatie is volgens de politie niet uitgesloten.
De medisch adviseur van het BIMA acht het tijdelijk verlaten van de inrichting op medische gronden niet geïndiceerd. De vader van klager verkeert in een zeer matige gezondheid. De vader is bekend met longproblematiek waarvoor kortdurende opname eind
december 2016 nodig was. Thans verblijft hij thuis. Volgens de medisch adviseur ligt een overlijden op korte termijn niet in de verwachting.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en wijst het verzoek van klager zijn beroep mondeling toe te lichten af.

De Staatssecretaris meent dat klager niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn beroep, aangezien het beroepschrift niet met redenen is omkleed. Op grond van artikel 72, tweede lid, van de Pbw dient het beroepschrift met redenen omkleed te zijn.
Klager heeft zijn beroepschrift van 3 februari 2017 zonder rechtskundige bijstand ingediend en daarin bovendien medegedeeld dat hij in afwachting is van stukken en na de ontvangst hiervan het beroepschrift zal motiveren. Na ontvangst van de stukken
heeft klager zich tot een advocaat gewend die op 3 april 2017 het beroep van gronden heeft voorzien. Tegen deze achtergrond kan klager worden ontvangen in zijn beroep.

Klager ondergaat een gevangenisstraf van 15 jaren en 10 maanden met aftrek, wegens een levensdelict en verboden wapenbezit. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 29 mei 2020.

Op grond van artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting kan strafonderbreking (hierna: de Regeling) worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer dat niet kan worden volstaan met een andere vorm
van verlof. De beroepscommissie stelt vast dat klager sinds 20 maart 2015 toestemming is verleend elke drie maanden onder begeleiding zijn vader te bezoeken. Klager heeft hiervan voor het laatst op 2 januari en 4 april 2017 gebruik gemaakt. Mede gelet
op de uitgebrachte adviezen is de beroepscommissie van oordeel dat klager niet aannemelijk heeft gemaakt dat met de hem geboden mogelijkheden van een zogenoemd omgekeerd bezoek niet kan worden volstaan. De beroepscommissie neemt hierbij in aanmerking
dat volgens de medisch adviseur van het BIMA een overlijden van klagers vader niet op korte termijn in de verwachting ligt. Reeds op deze grond kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als
onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De overige door de Staatssecretaris aangedragen gronden voor een afwijzende beslissing die zien op al dan niet aanwezige contra-indicaties als bedoeld in artikel 4 van de Regeling, kunnen daarom onbesproken
blijven. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem-Broos en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Kokee, secretaris, op 11 mei 2017

secretaris voorzitter

Naar boven