Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1032/GV, 11 mei 2017, beroep
Uitspraakdatum:11-05-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 17/1032/GV

betreft: [Klager] datum: 11 mei 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.H.M. Verstraten, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 22 maart 2017 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager wordt ten onrechte beschuldigd van (ernstige) feiten door zijn ex-partner. In het verleden zijn reeds soortgelijke beschuldigingen geuit, die niet werden onderbouwd en – na controle – niet door instanties werden ondersteund. De strafbare feiten
waarvan klager door zijn ex-partner wordt beschuldigd, zouden zijn gepleegd op het moment dat klager reeds was gedetineerd. Hij kan de feiten derhalve niet hebben gepleegd en is niet als verdachte aangemerkt. Klager heeft vernomen dat zijn ex-partner
problemen heeft met verscheidene mensen in het dorp waar zij woont en dat hier onderzoek naar wordt gedaan. Hij heeft een verzoek tot algemeen verlof gedaan zodat hij het traject bij de Mutsaersstichting kan voortzetten en een afspraak met een makelaar
kan maken. De vrijhedencommissie van de locatie Roermond heeft positief geadviseerd over klagers verzoek. Klager houdt zich aan alle afspraken binnen de inrichting en heeft zich nimmer negatief uitgelaten over zijn ex-partner. Hij maakt zich zorgen om
zijn dochter, maar hij zal zelf geen contact met haar opnemen en de procedure omtrent de omgangsregeling afwachten. Hij is bereid zich aan alle voorwaarden, waaronder een enkelband of een contactverbod, te conformeren. De vrees voor verstoring van de
openbare orde kan hiermee worden weggenomen, temeer nu zijn ex-partner in een andere gemeente woont.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager ondergaat een vervangende hechtenis vanwege drie niet uitgevoerde taakstraffen. Ingevolge artikel 14, eerste lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) komt een gedetineerde eerst voor algemeen verlof in aanmerking
wanneer hij, al dan niet onherroepelijk, is veroordeeld tot een vrijheidsstraf. Onder de vervangende hechtenis zoals bedoeld in het tweede lid van artikel 14 van de Regeling wordt artikel 24c van het Wetboek van Strafrecht – de vervangende hechtenis
ter
zake van een niet betaalde geldboete – verstaan. Nu klager niet tot een vrijheidsstraf of een geldboete is veroordeeld, komt hij naar het oordeel van de Staatssecretaris niet in aanmerking voor algemeen verlof. Indien dit niet aan een toewijzing van
klagers verlofaanvraag in de weg staat, merkt de Staatssecretaris nog op dat de Mutsaersstichting naar aanleiding van het traject dat klager en zijn ex-partner daar volgen teneinde een begeleide omgangsregeling te treffen voor hun dochter, op 13
februari 2017 een eindverslag heeft opgemaakt. Hieruit komt naar voren dat niet aan de voorwaarden voor een begeleide omgangsregeling is voldaan, zodat thans geen begeleid bezoek kan plaatsvinden. Voorts is hieruit gebleken dat klagers ex-partner in
januari 2017 melding heeft gemaakt van ernstige feiten die klager zou hebben begaan, waarvan zij aangifte heeft gedaan. De politie heeft deze feiten bevestigd en doet hiernaar onderzoek. Hetgeen klager heeft aangevoerd omtrent de problemen die zijn
ex-partner zou hebben met verscheidene personen in het dorp waar zij woont, heeft hij niet onderbouwd. De Staatssecretaris acht een gevaar voor ernstige verstoring van de openbare orde, dan wel voor het plegen van strafbare feiten, alsmede een risico
van maatschappelijke onrust aanwezig. Gelet op de feiten waar de politie, naar aanleiding van de aangifte van klagers ex-partner, onderzoek naar doet, is het toepassen van elektronisch toezicht niet afdoende om de hiervoor genoemde risico’s te
beperken.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Roermond heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, daar klager heeft laten zien de gemaakte afspraken te kunnen nakomen, geen correctie behoeft, geen rapporten heeft gehad en nimmer positief heeft
gescoord
bij een urinecontrole.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te ’s-Hertogenbosch heeft, bij de huidige stand van zaken, negatief geadviseerd over klagers verlofaanvraag. Het bezwaar van de advocaat-generaal vervalt wanneer de begeleide omgang van klager en zijn
ex-partner met hun dochter is geregeld en alle partijen hiermee hebben ingestemd.
De politie heeft het verlofadres geverifieerd en in orde bevonden.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een vervangende hechtenis van 179 dagen in verband met niet uitgevoerde taakstraffen. De einddatum van zijn detentie is vastgesteld op 4 juli 2017.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag.

Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde om zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de
maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf.

De beroepscommissie stelt vast dat de einddatum van klagers detentie is vastgesteld op 4 juli 2017, zodat hij, gelet op het bepaalde in artikel 14, eerste lid onder b, van de Regeling, thans niet meer voor algemeen verlof in aanmerking komt. Ten tijde
van de bestreden beslissing van 22 maart 2017 voldeed klager wel aan het voor het toekennen van algemeen verlof vereiste strafrestant van ten minste drie maanden en ten hoogste een jaar.

Voor zover de Staatssecretaris stelt dat klager niet voor algemeen verlof in aanmerking komt, daar hij niet tot een vrijheidsstraf of een geldboete zou zijn veroordeeld, overweegt de beroepscommissie dat dit standpunt onjuist is. Ingevolge artikel 14,
eerste lid, van de Regeling komt een gedetineerde eerst voor algemeen verlof in aanmerking wanneer hij, al dan niet onherroepelijk, is veroordeeld tot een vrijheidsstraf. Gelet op het bepaalde in artikel 1, onder s, van de Pbw is onder een
vrijheidsstraf mede begrepen de vervangende hechtenis, zodat klager voldoet aan het vereiste dat hij – al dan niet onherroepelijk – tot een vrijheidsstraf dient te zijn veroordeeld.

Blijkens de bestreden beslissing is de afwijzing van klagers verlofaanvraag gebaseerd op de aangifte die klagers ex-partner in januari 2017 tegen klager heeft gedaan en het negatieve advies van het OM. Naar het oordeel van de Staatssecretaris is sprake
van de afwijzingsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b en i van de Regeling. De beroepscommissie overweegt dat niet bekend is wat het onderzoek van de politie naar aanleiding van de aangifte van klagers ex-partner heeft opgeleverd. Voorts is niet
gebleken dat, voor zover sprake zou zijn van een gevaar voor ernstige verstoring van de openbare orde of het plegen van strafbare feiten en een risico van maatschappelijke onrust, deze risico’s niet door het stellen van bijzondere voorwaarden,
waaronder
begrepen een locatiegebod of een locatieverbod, hadden kunnen worden ondervangen. Hierbij is onder meer van belang dat klagers ex-partner in een andere gemeente woonachtig is dan de gemeente waar klagers verlofadres is gelegen.

Gelet op het vorenoverwogene is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de Staatssecretaris tot (gehele) afwijzing van klagers verlofaanvraag niet op goede gronden rust. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard. De
Staatssecretaris
zal, nu klager thans niet langer voor algemeen verlof in aanmerking komt, niet worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen. Nu de gevolgen van de bestreden beslissing niet ongedaan kunnen worden gemaakt, ziet de beroepscommissie reden om klager
een
tegemoetkoming van € 50,= toe te kennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij bepaalt de aan klager toekomende tegemoetkoming op € 50,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem-Broos en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 11 mei 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven