Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/0238/GB, 11 mei 2017, beroep
Uitspraakdatum:11-05-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 17/238/GB

Betreft: [Klager] datum: 11 mei 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 19 januari 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager is, bijgestaan door zijn raadsman mr. M. de Reus, op 23 maart 2017 door een lid van de Raad gehoord. Van dit horen is een verslag opgemaakt, dat aan klager en zijn raadsman en aan de selectiefunctionaris is verzonden.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem vanuit de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard in de gevangenis van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard
te
plaatsen, ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 27 oktober 2015 gedetineerd. Hij verbleef in de z.b.b.i. van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard. Op 30 december 2016 is hij in de gevangenis van de locatie Zuyder Bos geplaatst, waar een regime van beperkte gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De bestreden beslissing is gebaseerd op de volgende gronden: op klagers verlofadres zou een hennepkwekerij zijn aangetroffen; hij zou zich voor de duur van een dag aan zijn detentie hebben onttrokken; hij wordt van het plegen van een nieuw strafbaar
feit verdacht. Inmiddels is komen vast te staan dat de strafzaak tegen klager is geseponeerd en dat geen hennepkwekerij op klagers verlofadres is aangetroffen, maar enkel de restanten daarvan.
Voor zover de selectiefunctionaris de onttrekking van klager aan zijn detentie aan de bestreden beslissing ten grondslag heeft gelegd, voert klager aan dat hij hiervoor – hoewel de directeur van de locatie Zuyder Bos hiertoe niet bevoegd is – reeds
disciplinair is gestraft met opschorting van zijn deelname aan een penitentiair programma (p.p.) tot 31 januari 2017. Nu klager op 30 december 2016 in de gevangenis van de locatie Zuyder Bos is geplaatst, is het p.p. waaraan klager zou deelnemen niet
aangevangen.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Op het verlofadres van klager is weliswaar geen hennepkwekerij aangetroffen, maar wel restanten hiervan. De zoon van klager heeft te kennen gegeven dat de woning voor klager was bestemd om daar tijdens zijn regimaire verloven te verblijven. Voorts
heeft
klager zich onttrokken aan zijn detentie door – zonder overleg – een vrije dag op te nemen van zijn werk en was hij zonder overleg aanwezig bij een adrescontrole door de reclassering.
Gelet op de op klagers verlofadres aangetroffen restanten van een hennepkwekerij en het feit dat hij is veroordeeld wegens het overtreden van de Opiumwet, acht de selectiefunctionaris de bestreden beslissing niet onredelijk. Klager is afspraken niet
nagekomen en kan volgens de selectiefunctionaris niet met de geboden vrijheden omgaan.

4. De beoordeling
4.1. Aan de bestreden beslissing ligt ten grondslag dat klager ervan wordt verdacht tijdens een regimair verlof een (nieuw) strafbaar feit te hebben gepleegd. In de leaseauto waarin klager is staande gehouden en die op klagers naam stond, is een
grote hoeveelheid cocaïne en contant geld aangetroffen. De beroepscommissie constateert dat de strafvervolging tegen klager kennelijk is geseponeerd en voorts dat de selectiefunctionaris hiervan ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing reeds
op de hoogte was, zodat voornoemde omstandigheid op zichzelf onvoldoende is om de bestreden beslissing te kunnen dragen.

4.2. Blijkens de stukken in het dossier zijn verder op klagers verlofadres restanten van een hennepkwekerij – waaronder begrepen assimilatielampen, hennepplanten en een handelshoeveelheid harddrugs – aangetroffen. Klager betwist dit niet. Voorts
heeft klager zich op 2 december 2016 aan zijn detentie onttrokken door zonder overleg een verlofdag van zijn werk op te nemen, zonder hiervan de aangewezen instanties op de hoogte te stellen.

4.3. Gelet op het voorgaande kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve
ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 11 mei 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven