Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/0444/SGB, 13 februari 2017, schorsing
Uitspraakdatum:13-02-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 17/444/SGB
Betreft : [klager] datum: 13 februari 2017

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. F. van Baarlen, namens

[....], verder verzoekster te noemen, verblijvende in de locatie Nieuwersluis te Utrecht.
Verzoekster vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 73, vierde lid, juncto artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de tenuitvoerlegging van de beslissing van de selectiefunctionaris van 4 januari 2017 tot overplaatsing van verzoekster vanuit de
zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) voor vrouwen van de locatie Nieuwersluis naar de gevangenis voor vrouwen van de locatie Nieuwersluis.
De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het bezwaarschrift van 3 januari 2017 (de voorzitter neemt aan dat dit een verschrijving is en leest 4 januari 2017), van de beslissing op het bezwaarschrift van 24 januari 2017, van het op 31 januari 2017
tegen de beslissing van de selectiefunctionaris ingediende beroepschrift, alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de selectiefunctionaris van 10 februari 2017.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van een verzoek om schorsing van een beslissing van de selectiefunctionaris slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde
is daarom slechts de vraag of de beslissing van de selectiefunctionaris is genomen in strijd met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de beslissing
van de selectiefunctionaris. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

Hiertoe overweegt de voorzitter het volgende. Uit de beschikbare stukken komt naar voren dat verzoekster sedert 12 december 2016 in de z.b.b.i. verbleef. Volgens de selectiefunctionaris zijn door de directeur van de z.b.b.i. de volgende voorwaarden
verbonden aan de regimaire verloven van verzoekster: een locatieverbod voor de gemeente Rijswijk en een deel van Den Haag, een contactverbod met het slachtoffer en electronische controle. Tijdens het regimair verlofweekend van 16 tot 18 december 2016
is
geconstateerd dat verzoekster zich op 18 december 2016 gedurende tien minuten heeft begeven in een gebied waarvoor een locatieverbod gold. Namens verzoekster is aangevoerd dat het verbiedsverbodkaartje inclusief het adres van haar ex-man is, maar dat
dit onvoldoende duidelijk is. Voorburg valt niet onder het locatieverbod voor de gemeente Rijswijk en een deel van Den Haag. De afstelling van de enkelband conform het kaartje druist in tegen de schriftelijke mededelingen alsmede tegen de gemaakte
afspraak. Volgens verzoekster is onvoldoende onderzoek gedaan naar de afspraak van verzoekster en haar zoons met de reclassering dat zij op het adres van haar ex-man te Voorburg mocht komen.
De selectiefunctionaris heeft hiertegen ingebracht dat aan verzoekster driemaal het kaartje van het verboden gebied is overhandigd en dat dit kaartje voldoende duidelijk is. Bovendien is gebleken uit navraag bij de reclassering dat een afspraak zoals
door verzoekster gesteld niet met haar is gemaakt. Hoewel in sommige gevallen kan worden volstaan met het geven van een waarschuwing, heeft de selectiefunctionaris geoordeeld dat de overtreding van het gebiedsverbod, dat ter voorkoming van een
confrontatie met het slachtoffer is opgelegd, in dit geval een terugplaatsing naar een gesloten setting rechtvaardigt. Gelet hierop zal het verzoek worden afgewezen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. A. van Waarden, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris op 13 februari 2017

secretaris voorzitter

Naar boven