nummer: 16/4096/GA
betreft: [...] datum: 8 mei 2017
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K. Karakaya, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 8 december 2016 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 28 april 2017, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. K. Karakaya, en [...], plv. vestigingsdirecteur van de p.i. Vught.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het feit dat klager al twee maanden geen reactie krijgt op zijn verzoek tot inzage van zijn penitentiair dossier (VU 2016-002230).
De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het is opvallend dat de directeur ten overstaan van de beklagrechter heeft erkend dat klager op 30 augustus 2016 ‘iets’ heeft ingediend, maar dat de beklagrechter daar in zijn beoordeling niet op in is gegaan. Merkwaardig is dat er vervolgens wel veel
aandacht wordt besteed aan het contact dat klager met zijn casemanager heeft gehad.
Het klopt dat klager inmiddels inzage heeft gehad in zijn penitentiair dossier, maar dat heeft wel drie maanden geduurd. Klager wilde zijn penitentiair dossier onder meer inzien in verband met lopende beklagzaken. Klager acht een tegemoetkoming voor
het door hem ondervonden ongemak op zijn plaats.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Een verzoek om inzage in het penitentiair dossier wordt in beginsel gehonoreerd. Klager stelt dat hij een verzoekbriefje heeft ingevuld. Daar is door de inrichting kennelijk niets mee gedaan. Als klager dat meteen had aangegeven, had toen actie kunnen
worden ondernomen.
Op enig moment werd bekend dat klager zijn penitentiair dossier wilde inzien. Op dat moment heeft de casemanager contact met klager opgenomen en heeft hij hem gevraagd een officieel aanvraagformulier in te vullen. Dat heeft klager niet gedaan.
Inmiddels heeft klager zijn penitentiair dossier ingezien. Er waren digitale problemen , onder meer met een e-reader waardoor het allemaal wat langer heeft geduurd dan gebruikelijk. Uiteindelijk heeft klager inzage gehad met behulp van een laptop.
3. De beoordeling
De beroepscommissie komt tot het oordeel dat de directeur, gegeven de omstandigheden van het geval, in redelijkheid niet kan stellen dat het niet invullen van het formulier door klager na het contact met de casemanager een goede reden was om niet
tijdig te reageren. Onvoldoende weersproken is het gegeven dat klager, al voordat de casemanager met hem hierover in gesprek ging, een verzoek om inzage in zijn penitentiair dossier had ingediend en dat daarop kennelijk niet is gereageerd. Een
mogelijke verklaring in de (verdere) vertraging kan (ook) zijn gelegen zijn in niet goed functionerende ICT. Wat daar echter ook van zij en hoewel klager inmiddels inzage heeft gehad in zijn penitentiair dossier, komt de beroepscommissie bij afweging
van alle in aanmerking komende belangen tot het oordeel dat het beroep en het onderliggende beklag gegrond dienen te worden verklaard. Nu klager langer dan noodzakelijk de inzage in zijn penitentiaire dossier is onthouden en hij daar ongemak van heeft
ondervonden - klager voert immers aan dat hij de inzage onder meer nodig had in verband met lopende beklagzaken - komt klager een tegemoetkoming toe.
De beroepscommissie bepaalt deze tegemoetkoming op € 15,=.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 15,=.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. M.SA.G. Rutten en U.P. Burke, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 8 mei 2017.
secretaris voorzitter