Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/0304/TA, 26 april 2017, beroep
Uitspraakdatum:26-04-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 17/304/TA

betreft: [klager] datum: 26 april 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.J. Weldam, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 18 januari 2017 van de alleensprekende beklagrechter bij de Van der Hoeven Kliniek te Utrecht, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 maart 2017, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, is klager gehoord, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.J. Weldam.
Het hoofd van de inrichting is niet ter zitting verschenen.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. een maatregel van afzondering op de eigenkamer d.d. 8 december 2015 (HK2015/296);
b. de schending van klagers recht op verblijf in de buitenlucht (HK2015/297).

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager meent dat de afzondering niet noodzakelijk was. Ook de duur van de afzondering is onredelijk en onbillijk. Het hoofd van de inrichting
had
de voortduring van de afzondering dagelijks moeten beoordelen. Uit de stukken blijkt niet dat dit is gebeurd. De door klager gedane mededeling dat hij twee weken zal blijven blowen, over drugs beschikt of zal kunnen beschikken en de vermeende
impliciete
dreiging is, gelet op de hoge mate van psychopathie die klager zou hebben, onvoldoende om hem twaalf dagen af te zonderen.
Klager meent dat zijn recht op verblijf in de buitenlucht is geschonden, doordat hij tijdens het luchten feitelijk niet werd beschermd tegen de weersomstandigheden. Ook betwist hij dat verpleegden een paraplu krijgen als het regent. Hij heeft geen
paraplu gezien. Het ligt uit veiligheidsoogpunt ook niet voor de hand dat paraplu’s worden verstrekt. De directeur stelt dat klager niet op de patio mocht komen. Klager ziet dan ook niet in hoe de parasol op de patio hem bescherming tegen de
weersomstandigheden kan bieden.
Na de verbouwing van de inrichting beschikt de luchtplaats wel over een afdakje. Klager zat op de extra beveiligde afdeling van de inrichting en mocht geen gebruik maken van de reguliere luchtplaats, maar van een luchtkooi met tralies. De schriftelijke
mededeling van de afzondering is onder de deur geschoven.

Het hoofd van de inrichting heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
a.
Op grond van artikel 34, eerste lid in verbinding met artikel 32, eerste lid, onder b van de Bvt is het hoofd van de inrichting bevoegd een verpleegde af te zonderen, indien dit noodzakelijk is met het oog op de handhaving van de orde of de veiligheid
in de inrichting. In de schriftelijke mededeling van de afzonderingsmaatregel van 8 december wordt als reden voor de afzondering genoemd: “Dhr laat zich niet sturen en begeleiden op de afdeling”. Uit deze omschrijving valt niet op te maken op grond van
welke concrete feiten en/of omstandigheden de afzondering noodzakelijk is. De schriftelijke mededeling dient naar het oordeel van de beroepscommissie een kenbare en deugdelijke motivering te bevatten. Hiervan is geen sprake. Mitsdien zal het beroep
gegrond worden verklaard. De uitspraak van de beklagrechter zal in zoverre worden vernietigd en het beklag zal op dit onderdeel alsnog gegrond worden verklaard. De beroepscommissie acht een tegemoetkoming aangewezen en stelt deze vast op € 97,50.

b.
Op grond van artikel 43, derde lid, van de Bvt heeft de verpleegde recht op verblijf in de buitenlucht gedurende tenminste een uur per dag, ook als hij is afgezonderd. Er was bij de luchtruimte voor afgezonderde verpleegden geen afdakje beschikbaar
waaronder klager kon schuilen. Klager heeft ter zitting van de beroepscommissie ontkend dat hij gebruik kon maken van een paraplu of parasol. De beroepscommissie is van oordeel dat effectieve uitoefening van het recht op luchten een gebouwelijke
voorziening vergt ter bescherming tegen de weersomstandigheden. Deze is inmiddels ook aangebracht. Nu onbestreden is dat de luchtplaats (destijds) niet beschikte over een afdakje is de beroepscommissie van oordeel dat voornoemd recht is geschonden. Het
beroep zal derhalve gegrond worden verklaard. De uitspraak van de beklagrechter zal in zoverre worden vernietigd en het beklag zal op dit onderdeel alsnog gegrond worden verklaard. De beroepscommissie acht een tegemoetkoming aangewezen en stelt deze
vast op € 10,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag voor wat betreft de onderdelen a en b alsnog gegrond.
Zij bepaalt de aan klager toekomende tegemoetkoming op € 97, 50 voor beklagonderdeel a en € 10,= voor beklagonderdeel b.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. A. van Waarden en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Kokee, secretaris, op 26 april 2017

secretaris voorzitter

Naar boven