Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1275/GB, 26 april 2017, beroep
Uitspraakdatum:26-04-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 17/1275/GB

Betreft: [...] datum: 26 april 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C. Crince Le Roy, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 13 april 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de oproep zich op 1 mei 2017 te melden in het Justitieel Complex Zaanstad ongegrond verklaard.

2. De feiten
Op 30 maart 2017 is klager opgeroepen zich op 1 mei 2017 te melden in het Justitieel Complex Zaanstad voor het ondergaan van 41 dagen gevangenisstraf. Op 12 april 2017 heeft klager hiertegen een bezwaarschrift ingediend, dat op 13 april 2017 ongegrond
is verklaard.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft een huurwoning en ontvangt een uitkering wegens arbeidsongeschiktheid. Enkele maanden geleden is klager uit hoofde van een andere strafzaak gedetineerd geweest. Als gevolg verviel daarvan zijn recht op een uitkering en kon hij niet aan
zijn
huurverplichtingen voldoen, zodat hij een huurachterstand heeft opgelopen. Klager tracht door middel van een civiele procedure zijn woning te behouden. Hij dient bij deze procedure aanwezig te zijn en wenst deze af te wachten. Indien klager op korte
termijn opnieuw in detentie zal geraken, zal hij zijn woning verliezen. Hij meent dat de conclusie dat financiële problemen, schulden en consequenties daaruit voortvloeiend ondergeschikt aan de noodzaak tot tenuitvoerlegging zouden zijn, te kort door
te
bocht is en onvoldoende gemotiveerd. De Aanwijzing executie van het Openbaar Ministerie bevat geen limitatieve opsomming van gevallen waarin verzoeken tot uitstel kunnen worden ingewilligd. Niet expliciet blijkt dat financiële problemen niet hieronder
zouden kunnen vallen.
Voorts kampt klager met een medisch probleem waarvoor zorg is vereist met een zeer specialistisch karakter. Tijdens klagers vorige detentie is gebleken dat de medische dienst klager niet goed kan helpen, zodat zijn klachten niet konden worden
verholpen,
zo niet zijn verergerd. Klager wenst de behandeling die hij thans volgt bij het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis (OLVG) te Amsterdam, voort te zetten. De laatste afspraken zijn weliswaar voor 1 mei 2017 gepland, maar ook na 1 mei 2017 zal nog een aantal
afspraken moeten plaatsvinden.
Van klager kan niet worden verlangd dat hij zich binnen het tijdsbestek van een maand, gelet op de hiervoor genoemde persoonlijke omstandigheden, op de tenuitvoerlegging van de aan hem opgelegde vrijheidsstraf kan voorbereiden.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is sinds 19 april 2016 bekend met de noodzaak tot tenuitvoerlegging en is derhalve geruime tijd in de gelegenheid geweest voorzieningen te treffen. Financiële problemen vallen niet onder het geldende beleid tot het verlenen van uitstel.
Dergelijke problemen en de consequenties die daaruit voortvloeien, zijn ondergeschikt aan de noodzaak tot tenuitvoerlegging.
Klager heeft de door hem aangevoerde gezondheidsproblemen, op een uitdraai van de afspraken die bij het ziekenhuis zijn gemaakt, niet met stukken onderbouwd. De afspraken die thans zijn gepland, zullen voor 1 mei 2017 plaatsvinden. Voor eventuele
afspraken die na 1 mei 2017 zullen plaatsvinden, kan klager een verzoek tot incidenteel verlof bij de directeur indienen. Voorts beschikt de inrichting over een medische dienst waar klager met zijn medische hulpvragen terecht kan.

4. De beoordeling
Vooropgesteld dient te worden dat financiële gevolgen, waaronder begrepen een huurachterstand en een dreigend verlies van een woning, op zichzelf onvoldoende zijn om uitstel te verlenen. Nu klager zijn medische problemen niet heeft
gespecificeerd of met medische bescheiden heeft onderbouwd, is niet gebleken dat hij detentieongeschikt zou zijn. Met betrekking tot de civiele procedure die hij dient bij te wonen en wenst af te wachten, overweegt de beroepscommissie dat een detentie,
gelet op het bepaalde in artikel 26 Pbw, niet aan het bijwonen van een gerechtelijke procedure in de weg hoeft te staan. Voorts is klager sinds 19 april 2016 bekend met de noodzaak van tenuitvoerlegging van de aan hem opgelegde vrijheidsstraf. Hij
heeft
dus voldoende gelegenheid heeft gehad op de aankomende detentie te anticiperen. Gelet hierop kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als
onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 26 april 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven