Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/2339/GB en 02/2346/GB, 20 februari 2003, beroep
Uitspraakdatum:20-02-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 02/2339/GB en 02/2346/GB

Betreft: [klager] datum: 20 februari 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 31 oktober 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R.A.van der Horst, namens

[...], geboren op [1963], verder te noemen klager,

gericht tegen twee beslissingen van de selectiefunctionaris genomen op 22 en 23 oktober 2002,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissingen
1. de selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar het huis van bewaring (h.v.b.) Grave ongegrond verklaard;
2. de selectiefunctionaris heeft klagers verzoek om overplaatsing naar een h.v.b. in de regio Amsterdam afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 10 november 2001 gedetineerd. Hij verbleef als preventief gehechte in het h.v.b. Zwaag te Hoorn. Op 30 augustus 2002 is hij overgeplaatst naar het h.v.b. Grave.

3. De standpunten
3.1 Namens klager is het beroep tegen de bestreden beslissingen van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
Het is volstrekt onduidelijk waarom klager plotseling is overgeplaatst, hierover wordt nauwelijks informatie gegeven. Het wordt klager vrijwel onmogelijk gemaakt zijn verdediging in de strafzaak naar behoren voor te bereiden,hetgeen in strijd is met artikel 6 EVRM, omdat zijn raadsman is gevestigd te Amsterdam en deze is aangewezen op het openbaar vervoer. Er is geen rechtvaardiging voor het feit dat een verdachte in een uithoek van Nederland wordtgeplaatst, ver weg van het gerechtshof, de advocaat en familie. De gedachte dringt zich op dat men in het h.v.b. Zwaag serieus was toen men klager liet weten dat men zijn leven zuur zou maken indien hij niet bereid zou zijn teverklaren over beweerdelijke misstanden aldaar.

3.2 De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Er is geen onduidelijkheid omtrent de plotselinge overplaatsing van klager. De selectiefunctionaris verwijst naar de selectiebeslissing die aan klager is uitgereikt en naar de gesprekken die klager heeft gevoerd met deunit-directeur. Klager heeft het personeel beschuldigd van corruptie. Tijdens het onderzoek dat de unit-directeur naar aanleiding hiervan heeft uitgevoerd heeft klager zich niet aan de afspraken gehouden die zij hadden gemaakt.Klager heeft uitlatingen gedaan over de unit-directeur die hem zou hebben aangezet tot het binnensmokkelen van contrabande via corrupte personeelsleden. De orde, rust en veiligheid zijn hierdoor nog ernstiger in gevaar gebracht. Deselectiefunctionaris heeft hierop besloten dat een langer verblijf van klager in het h.v.b. Zwaag niet meer mogelijk was.
In de regio Amsterdam is een tekort aan cellen voor preventieven, zodat naar andere regio’s moet worden uitgeweken. Gelet op de Memorie van Toelichting van de Pbw kan de selectiefunctionaris afwijken van het regiobeginsel op grondendie gelegen zijn in een goede aanwending van de capaciteit. De detentie brengt met zich mee dat het contact met relaties buiten moeilijk kan verlopen. Dat contact wordt in de onderhavige situatie niet onmogelijk geacht. Hierbijwordt opgemerkt dat de bezoektijden onder de verantwoordelijkheid van de directeur van de inrichting vallen. Klager verbleef op 3 januari 2003 achttien weken in het h.v.b. Grave. Hij heeft in die periode dertien keer regulier bezoekgehad en driemaal ambtelijk bezoek van de advocaat. De huidige advocaat heeft de strafzaak van klager overigens pas na diens overplaatsing ter behandeling overgenomen.

4. De beoordeling
4.1 Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.

4.2 De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissingen van de selectiefunctionaris zijn niet in strijd met de wet en kunnen, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijkworden aangemerkt. Hetgeen over de bezoekmogelijkheden voor de raadsman is opgemerkt kan niet tot het oordeel leiden dat de verdedigingsrechten van klager worden beperkt, terwijl door of namens klager geenszins aannemelijk wordtgemaakt hetgeen suggestiegewijs is gesteld omtrent mogelijke bedoelingen die bij de overplaatsing hebben gespeeld.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 20 februari 2003

secretaris voorzitter

Naar boven