Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/4194/GA, 25 april 2017, beroep
Uitspraakdatum:25-04-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/4194/GA

betreft: [klager] datum: 25 april 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.H. van Dijk, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 7 november 2016 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Groot Alphen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 24 maart 2017, gehouden in Justitieel Complex Zaanstad, zijn klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.H. van Dijk, en de plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Groot Alphen, [...], gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, wegens verstoring van de orde, rust en veiligheid in de inrichting (AE 2016/209).

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
Klager betwist zijn celgenoot te hebben opgeruid en vervolgens het personeel te hebben beledigd. Het is klagers woord tegen dat van de rapporteur.
Klagers celgenoot had problemen met zijn medicatieverstrekking. Dit was al eerder gebeurd. Zijn celgenoot had verschillende keren om hulp bij het personeel gevraagd, maar kreeg dit niet. Hij had blaasjes op zijn hand waar pus en bloed uitkwam. Zijn
celgenoot werd niet geholpen en kreeg uiteindelijk een woede-uitbarsting waarbij hij een veiligheidsrek lostrok en tegen het raam gooide. Klager was wel boos, maar hij betwist de woorden als vermeld in het schriftelijk verslag te hebben gebruikt.
Klager
heeft via het luikje in de cel en de intercom met het personeel gesproken. Klager heeft tegen het personeel gezegd: “help hem of haal me hieruit”. Hij vreesde voor zijn eigen veiligheid. Klager probeerde zijn celgenoot te kalmeren, maar de situatie op
de cel was niet meer houdbaar. Er was sprake van oplopende spanningen waar niets aan werd gedaan.
Het bevreemdt klager dat het schriftelijk verslag is opgemaakt in meervoudsvorm terwijl het verslag kennelijk is opgemaakt door één rapporteur. In het verslag wordt met geen woord gerept over de woede-uitbarsting van klagers celgenoot N. Klager
begrijpt
niet waarom hij in de strafcel is geplaatst, nu het zijn celgenoot N. was die een woede-uitbarsting had die met vernieling gepaard ging. Verder is klager van mening dat minder ingrijpende alternatieven aanwezig waren dan opsluiting in een strafcel.
Klager verzoekt om toekenning van een tegemoetkoming van € 10,= per dag.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
Het schriftelijk verslag is geschreven in de ‘wij-vorm’, maar het verslag is opgemaakt door één personeelslid. Klagers celgenoot, N., was via het luikje in gesprek met een medewerker van de medische dienst en klager bemoeide zich met het gesprek en
bleef zich ermee bemoeien. Via de intercom werd met het gesprek meegeluisterd. Het klopt dat N. gaandeweg het gesprek steeds agressiever werd. Dit werd versterkt door klager. Ook N. is in de strafcel geplaatst. Het was niet mogelijk aan klager de straf
op zijn eigen cel uit te laten zitten, aangezien er glas in de cel lag van het kapotte raam. Vandaag gaat het niet over het gedrag van N., maar over dat van klager.

3. De beoordeling
In artikel 51, vijfde lid, van de Pbw is bepaald dat geen straf kan worden opgelegd, indien de gedetineerde voor het begaan van het feit als bedoeld in artikel 50, eerste lid, niet verantwoordelijk kan worden gesteld.

Uit het schriftelijk verslag volgt dat klager zich constant op een negatieve manier met het gesprek bemoeide dat de medische dienst door het luikje voerde met klagers celgenoot N. Klager ruide N. op. Ook volgt uit het verslag dat klager meerdere malen
is verzocht zich niet met het gesprek te bemoeien, maar hij aan dit verzoek geen gehoor gaf, waardoor de situatie verder escaleerde. Tijdens het gesprek dat gedetineerde N. via de intercom met het personeel voerde, hoorde het personeel klager op de
achtergrond zeggen: “jullie zullen het bezuren en we pakken jullie wel”, “vuile kankerlijers”.

De beroepscommissie is van oordeel dat het hiervoor beschreven gedrag in beginsel aanleiding geeft voor oplegging van een disciplinaire straf. Uit het schriftelijk verslag, noch uit de schriftelijke mededeling volgt echter dat in dit geval rekening is
gehouden met de bijzondere omstandigheden waarin klager zich bevond. De beroepscommissie is van oordeel dat klager zijn teleurstelling over het uitblijven van medische hulp voor zijn celgenoot en zijn zorgen over zijn eigen veiligheid op een andere
manier had kunnen uiten, maar acht oplegging van een disciplinaire straf aan klager, zonder ook maar enigszins rekening te houden met de penibele situatie waarin klager zich bevond en zonder dat hij de mogelijkheid had zich aan de situatie te
onttrekken, onredelijk en onbillijk. De beroepscommissie zal het beroep derhalve gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Zij kent klager een tegemoetkoming toe van in totaal € 30,= nu
onweersproken is dat klager niet in eigen cel, maar in een afzonderings-/strafcel is geplaatst.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 30,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.M. Boone, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 25 april 2017
secretaris voorzitter

Naar boven