nummer: 16/4128/GA
betreft: [klager] datum: 25 april 2017
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. Wezepoel, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 7 december 2016 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 24 maart 2017, gehouden in Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klagers raadsvrouw mr. M. van Stratum, en H. Brugmans, plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i . Krimpen aan den IJssel.
Klager heeft afstand gedaan van het recht ter zitting te worden gehoord.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. de afwijzing van klagers verzoek om bezoek zonder toezicht (BZT) (IJ-2016-000511);
b. het niet kenbaar maken aan klager van de beslissing tot niet-promoveren (IJ-2016-000601);
c. een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel wegens het aantreffen van drugs in klagers cel (IJ-2016-000632) en
d. het niet in de gelegenheid stellen van klager om in de week van 29 augustus 2016 -1 september 2016 te gaan sporten.
De beklagcommissie heeft het beklag onder a., c. en d. ongegrond verklaard en het beklag onder b. gegrond verklaard en geen tegemoetkoming toegekend, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
a. De wachttermijn van zes maanden is onredelijk bezwarend. Klager is langgestraft. Hij heeft binnen vier maanden twee keer bezoek ontvangen van zijn nieuwe relatie. In andere gevallen wordt ook regelmatig van de regeling afgeweken; dit had de
directeur
in het geval van klager ook moeten doen. De directeur heeft niet kenbaar gemaakt waarom hij dit niet heeft gedaan.
b. Klager is van mening dat hem ten onrechte geen financiële tegemoetkoming is toegekend. Doordat hij nimmer een schriftelijk besluit tot niet-promoveren heeft ontvangen en hem evenmin de redenen van het besluit kenbaar zijn gemaakt is hij niet in de
gelegenheid gesteld zijn gedrag tijdig aan te passen.
c. Klager ontkent dat de aangetroffen drugs van hem zijn. Een medegedetineerde heeft verklaard dat de drugs aan hem toebehoorden. Het is derhalve onredelijk dat aan klager een straf is opgelegd. De drugs lagen niet in het zicht maar waren verstopt in
een boxershort in de kast op klagers cel. Derden konden in zijn cel komen.
d. De door de inrichting aangeboden compensatie (een inhaal-sportmoment) voor een gemist sportmoment werd klager aangeboden toen hij recreatie had. Om te kunnen sporten had hij dus zijn recreatie-moment moeten laten schieten.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
a. Klagers situatie is niet bijzonder en in de regeling wordt daar reeds in voorzien. Dat klager vier keer zijn vriendin op bezoek heeft gehad is onvoldoende om te kunnen concluderen dat sprake is van een duurzame relatie. Besloten is om in het geval
van klager niet af te wijken van de ‘zes maanden-termijn’.
b. Klager is besproken in het multidisciplinair overleg (MDO) en besloten is hem niet te laten promoveren. Beslissingen van het MDO worden altijd mondeling teruggekoppeld aan de gedetineerde door de mentor. Gedetineerden hebben wekelijks gesprekken met
hun mentor. Klager is dan ook voldoende informatie verstrekt.
c. De directeur acht niet aannemelijk dat een gedetineerde drugs in de cel van een andere gedetineerde verstopt in een boxershort. Ook gezien het vele drugsgebruik van klager. De medegedetineerde die heeft verklaard dat de drugs van hem waren zou twee
dagen later in vrijheid worden gesteld.
d. Gedetineerden dienen zich na het ondergaan van een disciplinaire straf weer opnieuw aan te melden voor sport. Dit heeft klager niet gedaan. Toch is getracht hem te compenseren.
3. De beoordeling
a.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan niet leiden tot een andere beslissing dan die van de beklagcommissie. Het beroep ten aanzien van a. zal ongegrond worden verklaard.
b.
Nu onweersproken is dat wekelijks gesprekken plaatsvinden tussen gedetineerden en hun mentor en gedetineerden door hun mentor mondeling in kennis worden gesteld van beslissingen van het MDO, acht de beroepscommissie niet aannemelijk geworden dat klager
nadeel heeft ondervonden van het verzuim een schriftelijke beslissing van de beslissing tot niet-promoveren aan hem uit te reiken. De beroepscommissie kan zich dan ook verenigen met de beslissing van de beklagcommissie geen tegemoetkoming toe te kennen
en zal het beroep ten aanzien van b. ongegrond verklaren.
c.
De beroepscommissie stelt voorop dat een gedetineerde in beginsel verantwoordelijk kan worden gehouden voor de in zijn cel aangetroffen contrabande en dat de vondst van contrabande aanleiding kan zijn voor het opleggen van een disciplinaire straf. Dit
is slechts anders indien aannemelijk is dat de gedetineerde geen enkel verwijt treft.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting volgt dat tijdens een controle met een drugshond in een kast op klagers cel softdrugs zijn aangetroffen en deze drugs verstopt waren in een boxershort. Dat een medegedetineerde de drugs in klagers cel zou
hebben verborgen acht de beroepscommissie onaannemelijk. De beroepscommissie is van oordeel dat de directeur klager in redelijkheid verantwoordelijk kon houden voor de aangetroffen drugs en derhalve kon beslissen aan hem een disciplinaire straf op te
leggen. Het beroep ten aanzien van c. zal ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal worden bevestigd.
d.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan niet leiden tot een andere beslissing dan die van de beklagcommissie. Het beroep ten aanzien van d. zal ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.M. Boone, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 25 april 2017
secretaris voorzitter