Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3480/GA, 24 april 2017, beroep
Uitspraakdatum:24-04-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/3480/GA

betreft: [klager] datum: 24 april 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B. Roodveldt, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 6 oktober 2016 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 23 maart 2017, gehouden in de p.i. Lelystad, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. B. Roodveldt, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Lelystad, en [...], juridisch
medewerker
bij die inrichting.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de vermissing van klagers horloge en gouden ring.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt - zakelijk weergegeven - als volgt toegelicht.
Als gedetineerden naar het bezoekuur gaan krijgen ze een pasje in ruil voor de sleutel van hun cel. Zo is het ook dit keer gegaan. Het is de gedetineerden verboden om sieraden te dragen tijdens het bezoek. Klager had zijn sieraden afgedaan, maar in de
cel is geen kluis aanwezig om waardevolle spullen in op te bergen. Klager had de deur van zijn cel op slot gedaan. Toen klager terugkwam van het bezoek bleek zijn celdeur open te staan en waren de sieraden verdwenen. Er is geen moeite gedaan om te
achterhalen wat er is gebeurd en waar de sieraden zijn gebleven. Vanuit de inrichting is betoogd dat de verantwoordelijkheid voor kostbaarheden bij de gedetineerde ligt, maar dat gaat te ver aangezien een gedetineerde geen mogelijkheden heeft om zijn
kostbaarheden veilig op te bergen in een kluis. Tijdens de zitting van de beklagcommissie is een snelle zoekslag gedaan om te achterhalen of er tijdens het bewuste bezoekuur een celinspectie is geweest. Die zoekslag leverde niets op, maar er werd
expliciet bij gezegd dat niet kon worden uitgesloten dat er wel een celinspectie had plaatsgevonden. Er zou nog een vorm van schriftelijke verslaglegging zijn waaruit wellicht zou kunnen blijken dat er wel een celinspectie heeft plaatsgevonden. Klager
is heel secuur met zijn kostbaarheden. Hij heeft gehoord dat er tijdens het bezoekuur twee bewaarders in zijn cel zijn geweest.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Iedere celinspectie wordt geregistreerd en wel in één systeem. Er zijn geen systemen die naast elkaar worden gebruikt voor het bijhouden van celinspecties. Er is tijdens het bewuste bezoekuur dus geen celinspectie geweest in klagers cel. Als een
gedetineerde naar het bezoek gaat sluit hij zelf zijn cel af, levert de sleutel in en krijgt in ruil daarvoor een pasje. Tussendoor worden geen celdeuren geopend tenzij er bijvoorbeeld een celinspectie plaatsvindt. Het is mogelijk dat de deur van
klagers cel is geopend. Er is geen bewijs dat dit niet is gebeurd.

3. De beoordeling
Volgens vaste jurisprudentie is een gedetineerde in beginsel zelf verantwoordelijk voor de voorwerpen die hij in de inrichting onder zich heeft. In bijzondere gevallen kan die verantwoordelijkheid overgaan op de directeur. De beroepscommissie volgt dan
ook niet het door de directeur tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt dat de vermissing van spullen uit de cel van een gedetineerde per definitie voor rekening en risico van de gedetineerde komt. Van bijzondere omstandigheden, die leiden tot
verantwoordelijkheid aan de kant van de directeur, is in het onderhavige geval echter geen sprake. Immers, klager heeft zijn stelling, dat er tijdens het bezoekuur sieraden van zijn cel zijn verdwenen, op geen enkele wijze onderbouwd of aannemelijk
gemaakt. Het is dan ook onvoldoende aannemelijk geworden dat er sieraden van zijn cel zijn verdwenen. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal worden bevestigd, met verbetering van de gronden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met verbetering van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en J. Schagen M.A., leden, in tegenwoordigheid van
mr. M.I. Jansen, secretaris, op 24 april 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven