Nummer: 17/1161/GB
Betreft: [klager] datum: 3 mei 2017
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 29 maart 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 27 juni 2016 gedetineerd. Hij verbleef in de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) van de p.i. Dordrecht. Op 3 maart 2017 is hij geplaatst in de gevangenis van de p.i. Nieuwegein, een normaal beveiligde inrichting.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt –zakelijk weergegeven – toegelicht.
Uit het selectieadvies volgt dat sprake was van een wisselend standpunt van E., de bewoonster van het verlofadres, voor wat betreft het verblijf van klager daar. Na terugplaatsing van klager in de p.i. Nieuwegein heeft E. echter andermaal laten weten
dat klager welkom is op het verlofadres. Een schriftelijke onderbouwing hiervan is reeds in bezwaar aan de selectiefunctionaris verzonden. Klager is van mening dat de selectiefunctionaris zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat geen sprake
is van een stabiele relatie. Hij heeft reeds een aantal jaren een relatie met E. De enkele omstandigheid dat E. op enig moment heeft gezegd dat klager niet langer op het verlofadres zou kunnen verblijven, welk standpunt korte tijd later is herzien,
maakt volgens klager niet dat in redelijkheid geoordeeld kan worden dat het verlofadres niet langer aanvaardbaar is. Voorts is het klager niet duidelijk op basis waarvan wordt gesteld dat hij de bewoonster van een ander verlofadres onder druk zou
hebben
gezet.
Ten slotte voert klager aan dat hij een relatief beperkt strafrestant heeft en zijn detentie zonder incidenten is verlopen. Hij werkte naar tevredenheid bij een externe werkgever.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt –zakelijk weergegeven – toegelicht.
Klager beschikt niet langer over een aanvaardbaar verlofadres en voldoet daardoor niet langer aan het vereiste van artikel 2, eerste lid, aanhef en onder d. van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing gedetineerden. Uit de wisselende reacties
van E. kan worden afgeleid dat geenszins sprake is van een stabiele relatie. Uit het selectieadvies van de directeur van de p.i. Dordrecht blijkt dat de politie Rotterdam negatief heeft geadviseerd ten aanzien van het verlofadres bij Van Z. Hij
omschrijft de gezinssituatie van Van Z., die op het adres met haar kinderen woont, als problematisch. De komst van klager zal geen goed doen. Daarnaast zouden zowel klager als zijn vrienden Van Z. onder druk hebben gezet. De selectiefunctionaris ziet
geen reden te twijfelen aan de inhoud en de juistheid van de adviezen. Nu klager niet langer beschikt over een aanvaardbaar verlofadres, is de selectiefunctionaris van mening dat in redelijkheid kon worden beslist tot overplaatsing van klager.
4. De beoordeling
Uit het selectieadvies van de directeur van de p.i .Dordrecht volgt dat klager over een aanvaardbaar verlofadres bij E. beschikte. Op 23 februari 2017 gaf E. te kennen dat klager vanwege relatieproblemen niet langer welkom was op het adres. Dezelfde
dag
zei zij dat klager toch welkom was. Op 27 februari 2017 gaf E. – nadat klager bij E. verlof had doorgebracht – te kennen dat klager definitief niet meer welkom was op het adres. Klager wilde ook zijn verlof niet meer bij E. doorbrengen. Vervolgens
berichtte E. op 9 maart 2017 schriftelijk dat klager zijn verlof toch bij haar kon doorbrengen.
Klager had intussen een nieuw verlofadres bij Van Z. opgegeven. Van Z. gaf aanvankelijk te kennen dat klager welkom was, maar trok dit later weer in. Vervolgens zei zij dat klager toch welkom was. De politie heeft negatief geadviseerd met betrekking
tot
het verlofadres bij Van Z. De gezinssituatie van Van Z., die op het adres met kinderen verblijft, wordt als problematisch omschreven. Daarnaast zouden zowel klager als zijn vrienden Van Z. onder druk zetten / geweld tegen haar gebruiken.
De beroepscommissie is van oordeel dat de selectiefunctionaris zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het verlofadres bij E. niet (langer) aanvaardbaar is. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat E. in korte tijd verschillende
keren afwisselend heeft bericht dat klager niet en dan weer wel welkom was op haar adres. Ook heeft klager aanvankelijk te kennen gegeven zijn verlof niet langer op het adres van E. te willen doorbrengen. Dat E. op 9 maart 2017 heeft bericht dat klager
toch welkom was op haar adres, doet daaraan niet af.
Ook het adres bij Van. Z. heeft de selectiefunctionaris in redelijkheid kunnen aanmerken als niet-aanvaardbaar, gelet op het negatieve advies van de politie en het feit dat ook Van Z. afwisselend positief en negatief heeft gereageerd op klagers komst
naar het adres. Gezien het bovenstaande heeft de selectiefunctionaris in redelijkheid kunnen oordelen dat klager niet langer beschikt over een aanvaardbaar verlofadres en hij derhalve niet langer aan de voorwaarden voor verblijf in een z.b.b.i.
voldoet.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 3 mei 2017
secretaris voorzitter