nummer: 17/163/GA
betreft: [klager] datum: 10 april 2017
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 19 december 2016 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, betreffende de weigering om klager met zijn raadsman te laten bellen (VU-2016-002233),
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
De beroepscommissie heeft de directeur van de p.i. Vught in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. K. Karakaya om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De beoordeling
Het klaagschrift dateert van 10 november 2016 en is volgens de stempel van de beklagcommissie binnengekomen op 14 oktober 2016. Klager voert aan dat hij een fout gemaakt heeft bij het noteren van de datum en dat het zijn intentie was om 11 oktober 2016
op te schrijven. De beroepscommissie oordeelt dat aannemelijk is geworden dat het klaagschrift daadwerkelijk dateert van 11 oktober 2016. Derhalve zal klager alsnog ontvankelijk worden verklaard in zijn beklag.
Op grond van artikel 39, eerste lid, van de Pbw heeft klager het recht om ten minste eenmaal per week op de in de huisregels vastgestelde tijden gedurende tien minuten een of meer telefoongesprekken te voeren met personen buiten de inrichting. In
artikel 3.9.1 van de huisregels is bepaald dat het telefoneren plaatsvindt tijdens de voor recreatie bestemde uren. Naast deze reguliere belmomenten dient klager ingevolge artikel 39, vierde lid, van de Pbw en artikel 3.9.2 van de huisregels in de
gelegenheid te worden gesteld om met zijn raadsman te telefoneren, indien hiertoe de noodzaak en de gelegenheid bestaan.
De beroepscommissie overweegt dat klager na afloop van zijn disciplinaire straf is uitgesloten tijdens de uren bestemd voor arbeid. Door klager is niet gesteld noch is aannemelijk geworden dat er noodzaak zou zijn geweest om terstond telefonisch
contact
met zijn raadsman op te nemen. Het beklag zal dan ook ongegrond verklaard worden.
2. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. A. van Holten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
S.C. Vogel, secretaris, op 10 april 2017.
secretaris voorzitter